bijl.nr. 82 VRAAG (gesteld d.d. 12 december 1980 ing. art. 40, 2e lid R.v.O.) De heer C.A. van Duijl: Naar aanleiding van een besluit van 26 juni 1980 van de be stuurscommissie van de Sociale Werkvoorziening, wil ik de volgende vragen voorleggen. Op 26 juni 1980 nam de bestuurscommissie ex art. 61 van de BSWB een besluit betreffende de openbaarheid van de vergade ringen van de bestuurscommissie. Dit besluit kwam tot stand na een vrij uitvoerige discussie binnen de commissie De wethouder, onder wiens portefeuille de BSWB ressorteert, deelde na kennisneming van dit besluit aan de voorzitter mede, dat zij het met de genomen beslissing niet eens was. Reden waarom zij de voorzitter van de bestuurscommissie meedeelde zelf met de bestuurscommissie te willen spreken. Deze bespreking vond plaats 5 maanden na het reeds eerder ge nomen besluit, op dinsdag 18 november 1980. De bedoeling van dit gesprek bleek te zijn dat de bestuurscommissie op haar besluit zou terugkomen. Tevens werd tijdens deze bespreking door de wethouder medege- gedeeld, dat zij in geval de bestuurscommissie niet op haar eerder genomen besluit terug zou komen een negatief advies aan het college zou uitbrengen. Naar aanleiding van bovenstaande de volgende vragen: 1. Acht het college het juist, dat een wethouder ten aanzien van de besluitvorming binnen een bestuurscommissie ex art. 61 een dergelijke stap onderneemt, om de commissie te beïnvloeden in haar besluitvorming? 2. Acht het college het juist, dat door een meer of mindere dreiging van een negatief advies aan het college van B. en W. een bestuurscommissie te doen terug komen op haar genomen besluit? 3. Indien beide vragen ontkennend worden beantwoord, bent U dan bereid in de toekomst te voorkomen dat geprobeerd wordt achteraf besluiten van een bestuurscommissie door een actie van een collegelid, ongedaan te maken? ANTWOORD Ad 1 Ingevolge artikel 5 van de verordening van de bestuurscommis sie sociale werkvoorziening Breda stelt deze commissie een huishoudelijk reglement vast. Dat reglement behoeft de goed keuring van burgemeester en wethouders. In het thans vastgestelde reglement is een bepaling opgeno men inzake zeer beperkte openbaarheid van de vergaderingen. Gebleken is, dat de wethouder op verzoek een gesprek heeft gevoerd met de voorzitter en de secretaris van de bestuurs commissie. Daarbij is van gedachten gewisseld over de openbaar heid van de vergaderingen van de commissie, -2-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 469