aan de raad der
gemeente Breda
soa
26-2-1981
Bijlage nummer
1 03
Voorstel van burgemeester en
wethouders tot ongegrondver-
klaring van het bezwaar
schrift ex. artikel 7 lid 2
van de wet Arob van Wagema-
kers-Lakfabrieken N.V. d.d.
17 december 1980 m.b.t. het
besluit van de raad d.d. 1
december 1980 inzake het ne
men van een voorbereidings
besluit voor het gebied glo
baal begrensd door Egge-
straat, Piet Avontuurstraat
en Gen. Maczekstraat
IAlgemeen
Het nemen van het voorbereidingsbesluit ex artikel 21 wet
op de ruimtelijke ordening op 1 december 1980 door Uw raad
voor het gebied waarop Wagemakers-Veluvine gevestigd is,
vond zijn redenen in het feit dat in verband met verouderde
planvoorschriften van het vigerende bestemmingsplan een
bouwvergunningaanvraag t.b.v. de nieuwe poederfabriek, waarvoor
het college van burgemeester en wethouders op 20 mei 1980
een principe-uitspraak werd gevraagd, niet kon worden geweigerd.
Een en ander betekende dat het gevaar c.q. hinder te verwachten
bij realisering van een nieuwe fabriek c.q. uitbreiding
van de bestaande vestiging met betrekking tot het omringend
woongebied nog verder zou toenemen.
Het ligt al jaren in de bedoeling het ter plaatse reeds
gevestigde bedrijf verffabriek) te verplaatsen. Een en
ander vindt zijn oorzaak in aspecten als brandgevaarlijk
heid en stankoverlast via de riolering.
Voorts is een dergelijke fabriek midden in de woonbebou
wing om planologische redenen ver uit de tijd. Het betref
fende voorbereidingsbesluit werd dan ook genomen om onge
wenste stedebouwkundige ontwikkelingen tegen te gaan.