bijl. nr. 103
Wat de opmerkingen inzake beschikking ex art. 7 lid 2
wet Arob betreft zie hiervoor (II/A Formeel/ontvankelijk
heid)
Ten aanzien van het "dreigement" dat Wagemakers op grond
van art. 80 van de wet Arob de voorzitter van de afdeling
rechtspraak zal verzoeken de beschikking voorbereidings-
besluit d.d. 1 december 1980) te schorsen het volgende.
Bedoeld is hier artikel 80 van de Wet op de Raad van
State
Wagemakers heeft het recht te allen tijde bovenbedoeld
verzoek te doen. De voorzitter van de afdeling Recht
spraak van de Raad van State zal bij de beoordeling van
het verzoek nagaan of de uitvoering van het besluit voor
Wagemakers een onevenredig nadeel met zich mee zou bren
gen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoe
ring van het besluit te dienen belang.
Milieu-technische bezwaren.
Nieuwe bestemmingsplannen voor bedrijven en industrie
terreinen worden voorzien van een lijst van categorieën
van bedrijven die in delen van het bestemmingsplan zijn
toegestaan.
Categorie 1 betreft bedrijven of inrichtingen die door
hun aard r^odig en/of toelaatbaar zijn tussen of onmiddel
lijk naast woningen, verspreid door wijk of buurt.
Categorie ,5 betreft bedrijven of inrichtingen die gezien
hun aard verwijderd moeten zijn van woongebieden. De
nodige variaties hiertussen zijn evident.
Verffabrieken worden gerekend tot categorie 5. Naar de
huidige inzichten kan gesteld worden dat de onderhavige
fabriek om planologische redenen niet past in de woon
omgeving
Het argument in het bezwaarschrift als zou er geen sprake
zijn van reële milieutechnische bezwaren als gevolg van
de huidige vestiging dient te worden bestreden.
Uit de gesprekken en correspondentie in het verleden
met de Firma Wagemakers is gebleken dat er wel degelijk
sprake was van reële milieutechnische bezwaren vanwege
het niet beschikken over toereikende vergunningen en
het niet of niet voldoende naleven van de vergunningen
c.q. voorwaarden.
Dat er sprake is van reële milieutechnische bezwaren
blijkt overigens uit de brieven van Wagemakers aan ons
college d.d. 1 juli 1976 en 3 november 1977 (liggen ter
visie) waarin appellante zelf duidelijk spreekt over
milieutechnische zaken van haar vestiging, welke ter
plaatse ongelukkig zijn.
De opmerking dat, gezien de ontwerp-beschikking op het
verzoek d.d. 9 mei 1977, wel degelijk door het opleg
gen van voorwaarden kan tegemoetkomen aan gevaar, schade
dan wel hinder welke de inrichting zou kunnen veroorza
ken, is niet relevant aangezien deze betrekking heeft
op de bestaande inrichting en niet op de gevraagde uit
breiding