bijl. nr. 103
Wat de opmerking betreft dat de nieuwe poederfabriek
mogelijk minder gevaar voor hinder in de omgeving zal
geven, dient te worden opgemerkt, dat nimmer in het ver
leden schriftelijk te kennen is gegeven dat het de be
doeling van Wagemakers zou zijn de fabricage van natte
lak af te bouwen.
Voor de eerste keer wordt in het ingediende bezwaarschrift
van 17 december 1980 hierover gerept (althans schrifte
lijk)
In gesprekken met Wagemakers is de afbouw van fabricage
van natte lakken wel aan de orde geweest.
Van het innemen van een "hard" standpunt van Wagemakers
waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat ze werkelijk
ernst met bedoelde afbouw zouden maken is nooit sprake
geweest.
Onduidelijk is of de gevraagde uitbreiding minder hinder
lijke problemen inzake het milieu oproept dan de bestaande
fabriek.
De ingediende schetsplannen met betrekking tot het bouwen
door Wagemakers van een nieuwe poederfabriek geven geen
uitsluitsel hierover. Een definitief oordeel kan pas
hierover worden gegeven, wanneer de hinderwetsaanvraag
betrekking hebbend op de gevraagde uitbreiding van de
fabriek bij ons college wordt ingediend.
De conclusie echter dat mogelijk het totale gevaar en
hinder voor de omgeving door het bouwen van de nieuwe
poederfabriek zelfs nog geringer zal worden dan nu het
geval is, gerelateerd aan het voorstaande is niet op
zijn plaats.
c. verzoek
In het bezwaarschrift wordt verzocht het onmiddellijk
in behandeling te nemen gezien de grote belangen.
Gezien de te volgen procedure in het kader van de wet
Arob en de termijnen hieraan verbonden is bij deze aan
dit verzoek voldaan.
IIIConclusies.
Wanneer bovenstaande bezwaren (onder II) en het commentaar
erop in acht worden genomen dient geconcludeerd te worden
dat de bezwaren van Wagemakers Lakfabrieken N.V. als vermeld
in de brief d.d. 17 december 1980 hoewel ontvankelijk,
door Uw raad ongegrond verklaard dienen te worden.