-2- problemen die er liggen in beginsel oplosbaar konden worden geacht. Van af dat moment kon de bouw van goedkope kleine woningen deel uit maken van het door ons nagestreefde volkshuisvestingsbeleid. Dit beleid is inmiddels op verschillende planningsniveaus uitgewerkt en vastgelegd: het program op hoofdpunten voor de raadsperiode 1978-1982", in september j.l. voor de jaren 1981 en 1982 geformuleerd; de "nota Volkshuisvesting" die wij in november j.l. aan U hebben aange boden in het "bestemmingsplan Kesteren" door U in december j.l. vastgesteld, praktische vertaling Het project dat thans voorligt is in de praktische vertaling van dit be leid van wezenlijke betekenis omdat wij er de eerste stap over de drempel van de realisering mee zetten. Het is echter allerminst het sluitstuk in de aanpak van de bouw van kleine en goedkope woningen. Zoals van verschillende kanten terecht is opgemerkt, draagt het project in verschillende opzichten het karakter van een experiment. En U vraagt: "wat zijn de risico's" en "moeten wij zo nodig als gemeente voorop lopen" en "waarom gelijk ruim zestig woningen en niet twee of drie". Bij de beantwoording van deze vragen menen wij dat het belangrijk is om de accenten van het experiment duidelijk te leggen. Waar het ons om gaat is dat wij zo rechtstreeks mogelijk willen voorzien in de woningbehoefte van de inkomensgroep tussen minimumloon en modaalDit is de grootste moot uit onze woningzoekenden; zij vragen voor een groot deel een goede woning en een goedkope woning, maar het hoeft geen grote woning te zijn. Wij constateren dat de bouw van woningwetwoningen en premiewoningen ons niet snel genoeg vooruit kan helpen en zoeken naar wegen op naast de "tra ditionele" gesubsidieerde bouw op andere wijze goedkope nieuwbouw voor de lagere inkomensgroepen van de grond te tillen. Daarbij worden wij met ver schillende probleemvelden geconfronteerd. Het ontbreken van een hierop af gestemd subsidie en bijdragenbeleid is er één van, de noodzaak om bij een teruglopende bouw en in de vrije sector toch de exploitatieopzet van de Haagse Beemden overeind te houden is een ander en slagen wij in onze op zet, dan zal de toewijzing een derde vormen. Het is hier waar de werkelijke accenten van het experiment liggen. Deze accenten kunnen wij echter alleen aanbrengen, zichtbaar maken voor de raad, voor het provinciaal bestuur en voor het ministerie en zijn bewindvoerders, als het experiment een zekere omvang heeft. Dan wordt ook een ieder gedwon gen tot een grondige bezinning: wij willen de grenzen van ons beleid verleg gen en niet slechts spelen in de zandbak van de volkshuisvesting. De problemen waarmee wij ons geconfronteerd zien, vormen ook de reden waar om wij als gemeente het voortouw nemen en niet het initiatief bij de wo ningvereniging en particuliere initiatiefnemers leggen. Juist als het om beleidspunten gaat, mogen wij van hen niet het onmogelijke verwachten. De ze beleidspunten van de bestuurders op lokaal, provinciaal en rijksniveau dat zij zich zélf volledig inzetten voor het creëeren van goede en bruik bare oplossingen. Krijgen deze oplossingen gestalte, dan kunnen de woning verenigingen en particuliere initiatiefnemers het vaantje overnemen en ook met een redelijke verwachting op welslagen hun taak vervullen. De ge meente treedt dan weer terug.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 589