bijl. nr. 158 principe niet meer reëel toeneemt. Het is denkbaar dat in verband met de ontwikkeling van de groei van het nationaal inkomen, die de af gelopen jaren beneden de lag, het accres van het gemeentefonds nog zal worden verlaagd. Daar het op dit moment onzeker is of en in welke mate een dergelijke bijstelling zal plaatsvinden, is hiermee bij de berekening van de voorlopige budgettaire capaciteit geen rekening gehouden. Het risico van een eventuele benedenwaartse bijstelling met alle gevolgen van dien wordt door ons onderkend. b. Als gevolg van de parlementaire behandeling van de ontwerp-begroting van het gemeentefonds voor het jaar 1981 is er een wijziging gekomen in de voorgenomen integratie van de netto ten laste van de gemeente gebleven kosten van sociale zorg. De netto ten laste van de gemeente gebleven kosten van de Beeldende Kunstenaarsregeling zullen niet in de algemene uitkering worden geintegreerd. Daarentegen zal het subsidiepercentage met ingang van 1982 worden verhoogd van 75 tot 95. Hiermee is bij de berekening van de voorlopige budgettaire capaciteit rekening gehouden (zie bijlage li). c. Als gevolg van de hiervoor onder punt 3.1.1. vermelde berekeningswijze wordt niet meer uitgegaan van een afzonderlijke behandeling van de compensaties uit het gemeentefonds voor loon- en prijsontwikkelingen. Er wordt berekend hoeveel (naar verwachting) de feitelijke compensaties uit het gemeentefonds voor het komende jaar zullen bedragen. Hierbij wordt ervan uitgegaan, dat bij het berekenen van de compensaties uit het gemeentefonds de werkelijke landelijke loon- en prijsstijgingspercentages worden aangehouden. 3.1.3. Totaalbeeld van de nominale ontwikkelingen 1982. Behalve de (nominale) compensaties uit het gemeentefonds worden, ter ver krijging van het totaalbeeld, ook de nominale bijstelling van de relevante eigen inkomsten hierbij betrokken. Tegenover deze nominale ontwikkeling van de inkomsten wordt dan de nominale ontwikkeling van de uitgaven ge plaatst. Als sluitpost resteert dan een bepaald bedrag, dat in principe ten laste dan wel ten gunste van de ruimte voor nieuw beleid komt en bij de gehanteerde Bredase Budgetmethodiek (mede) tot uitdrukking komt bij het bepalen van het stijgingspercentage voor de overige kostencomponent van de budgetten. Een en ander is weergegeven op bijlage II. Tevens is op deze bijlage opgenomen een overzicht van de berekening van het stijgingspercentage voor het overige kostenbudget in 1982 en een globaal overzicht van budgettair relevante (reële) mutaties in 1982 ten opzichte van 1981 Bij het opstellen van deze bijlage II, waarnaar kortheidshalve wordt ver wezen, is uitgegaan van ons voorstel, hierna vermeld onder punt 6. 3.2. Belastingen. Algemeen. Voor de gemeentelijke onroerend-goedbelastingen en het rioolrecht A, die de tot de capaciteit worden gerekend, is de reële toename gerelateerd aan de woningroenameDeze drie belastingen tesamen vormen het leeuwendeel van de belastinginkomsten van de gemeente. In het beleid met betrekking tot verhoging van de belastingen en tarieven, hanteert uw raad sinds enige jaren een jaarlijkse aanpassing aan de te verwachten inflatie, die voor de berekeningen gelijk gesteld wordt aan de verwachte prijsstijging. Zoals-hiervoor reeds gesteld wordt voor 1982 een prijsstijging van 6,5f° verwacht, zodat dienovereenkomstig met een tariefsverhoging van 6,5^ moet worden gerekend. In het voormelde besluit van uw raad is echter tevens opgenomen, dat achteraf

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 764