bijl. nr. 158
-4-
gebleken afwijkingen van de geschatte en werkelijke prijsstijging bij de
tariefsverhoging van het eerstvolgend jaar worden gecorrigeerd.
In het kader van de begrotingsbehandeling 1 981 is besloten voor de werkelijke
prijsontwikkeling van de materiële overheidsconsumptie van lagere overheden van
een betreffend jaar wegens het ontbreken van een nader toetsingscijfer de uit-
eindelijk toegekende prijscompensatie via het gemeentefonds aan te houden.
De bij de opstelling van de begroting 1981 aangehouden prijsstijging 1 980 van
6,5$ dient thans op 8$ te worden gesteld. De voor 1981 aangenomen prijsstijging
van 5,5$ dient thans te worden geraamd op 6,5$. In totaal ligt de prijs
stijging ly en 1$ hoger dan aanvankelijk verwacht.
Daar bij de tariefsverhogingen 1 981 van de belastingen met de destijds geraamde
lagere prijsstijging is gerekend, dienen nu ook de tarieven in verband met de
inflatie met 2rtf° extra te worden verhoogd. Toor 1982 is daarom de tariefs
aanpassing in verband met de inflatie gesteld op circa 9$. Verwacht mag worden
dat de rijksoverheid ook voor 1982 zijn overheidstarievenbeleid zal voort
zetten en de belastingen, met uitzondering van de onroerend-goedbelastingen,
met niet meer dan 5$ zullen mogen worden verhoogd. Daarnaast dient er rekening
te worden gehouden met het feit dat voor wat betreft de rioolretributies en
horecabelastingen thans reeds de maxima worden geheven. In geval toch de
totale opbrengst van de gemeentelijke belastingen met de inflatie zou moeten
stijgen zou dit nopen tot een extra verhoging van de onroerend-goedbelastingen
van 1 ,75$ of wel 405.000,
Gegeven de huidige sociaal/economische omstandigheden stellen wij U, in af
wijking van de geschetste algemene gedragslijn, voor de onroerend-goedbelastingen
in 1982 niet extra te verhogen en te volstaan met een trendmatige bijstelling
van 9$.
Hierdoor ontstaat een structurele tegenvaller' in de capaciteit 1 982 van
405.000,welke tegenvaller in eerste aanleg in mindering is gebracht op
de vooraf voor 1982 ingezette ruimte ad 1 .000.000,voor nieuw beleid en
opvang van risico's. Terwezen wordt vocrt3 naar de onderdelen 5 (resultaten) en
6 (conclusie/analyses),
Winstuitkering energie- en waterbedrijf.
3ij raadsbesluit d.d. 13-9-1979, bijlage nr.261is besloten de winstuitkering
van het energie- en waterbedrijf jaarlijks met het inflatiepercentage te verhogen.
Dit ter waarborging van een zekere continuïteit in de hoogte van deze uit
kering. Toor de berekening van de aanpassing van de winstuitkering aan de
inflatie hebben wij het verwachte inflatiepercentage- gelijk gesteld aan het
verwachte prijsstijgingspercentage. Toor 1980 resp. 1981 was hiervoor aan
vankelijk 6,5$ resp. 5,5$ aangehouden, terwijl dit percentage thans op 8$
resp. 6,5$ moet worden gesteld. Toor 1982 wordt een percentage van 6,5 ver
wacht. Toor het handhaven van een inflatie-vaste winstuitkering hebben wij dan
ook gemeend de winstuitkering met circa 9$ te moeten verhogen.
Overigera merken wij op dat bij belangrijke structurele wijzigingen die het
resultaat van het bedrijf in gunstige of ongunstige zin beïnvloeden een her
bezinning en een eventueele herziening van de uitkering noodzakelijk zijn.
Reserves
Zoals u bekend is maken renten van de saldireserve en budgetegalisatiefonds en
de jaarlijkse beschikking over de saldireserve van 1/30 deel, deel uit van de
capaciteit. In verband met beschikkingen over het budgetegalisatiefonds en een
eventuele afdekking van een financiële tegenvaller met betrekking tot de
herhuisvesting secretarie e.a. ten laste van de saldireserve, zijn beide
reserves t.b.v. de voorlopige budgettaire capaciteitsberekening bijgesteld.
Stand saldireserve en budgetegalisatiefonds ultimo 1981 13.000,000,resu.
6.500.000,
Met betrekking tot de gesignaleerde tegenvaller in het kader van de herbuis-
vesting secretarie e.a. zal uw raad separaat een voorstel worden aangeboden.