Drijfveer achter de ontwikkelingen is het feit, dat vele korpsen in de huidige structuur te klein zijn om binnen de eigen moge lijkheden aan moderne eisen van specialismen te voldoen, bij voorbeeld op het gebied van de recherche, het personeelsbeheer en de technische apparatuur. Bij die ontwikkeling zal grote aandacht moeten krijgen, dat ondanks grotere verbanden de binding van de politie met de lo kale leefgemeenschap sterk moet blijven. De ontwikkeling mag niet leiden naar korpsen, die door hun omvang vervreemden van de eigen omgeving. Vooralsnog moet als uitgangspunt een lokale voorziening blijven gelden, waarbinnen in principe de gehele politietaak wordt ver richt als geïntegreerd onderdeel van de lokale overheidszorg. Er bestaat in Breda zeker geen behoefte aan een ontwikkeling in de richting van provinciale politiekorpsen. De omvang van de provincie wettigt de vrees, dat het korps ver vreemdt van het lokale draagvlak. Ket gehele politiewerk is veelal het stellen van prioriteiten en het wegen van specifiek lokale omstandigheden en factoren. Dit optimaliseren vereist een beheersbevoegdheid zo dicht mogelijk bij de burger en der halve bij de gemeente c.q. de burgemeester. De gebondenheid aan het lokaal bestuur komt in het huidige stel sel tot uiting in artikel 3 van de Politiewet, waarin de algemene leiding, de organistie en het beheer van de gemeentepolitie worden opgedragen aan de burgemeester. Dit artikel impliceert de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de burgemeester voor het goed functioneren van het korps. Blijkens het vervolg van de wet is die beleidsverantwoordelijk heid niet absoluut. Die verantwoordelijkheid wordt met betrekking tot een aantal zaken ingeperkt. - Zo bepaalt de minister van binnenlandse zaken de sterkte en de rangindeling van het korps; tevens geeft het rijk een bij drage in de politiekosten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 786