Hoofdstuk 2; De taak van de politie De individuele burgers te zamen vormen de maatschappij. Per soonlijke belangen en vrijheden worden beperkt door en ten be hoeve van het collectieve belang. Dat geschiedt in principe door vaststelling van wettelijke voorschriften. Bij de inter pretatie daarvan en de wijze waarop daarmee wordt gewerkt dienen bevoegd gezag en politie zich mede te baseren op het feit, dat ieder individu en de maatschappij er prijs op stellen beschermd te worden tegen verstoringen van een door henzelf gewenst en dus verschillend niveau van rust en orde. In de loop van de maatschappelijke geschiedenis zijn die ver schillen groter geworden; een gemeenschappelijke noemer is dan ook moeilijk te vinden. Het moge voor zich spreken, dat een vanuit de maatschappij in wisselwerking voortgevloeiede functie als die van de politie evenzeer veranderd is. Vroeger warert de maatschappelijke omstandigheden helder en de gezagsverhoudingen duidelijk. De maatschappij had de gezags- instanties de bevoegdheid gegeven aan de hand van bijna uitslui tend de geldende wettelijke voorschriften de inhoud van het gewenste niveau van orde en rust te bepalen. Het openbaar ministe rie kon volstaan met optreden op grond an de wettelijke regels, die een mate van strafbaarheid verbinden aan ongewenste hande lingen De burgemeester diende situaties te voorkomen c.q. op te hef fen waarin sprake was van onveiligheid, hinder of overlast. De beide gezagsinstanties konden de politie gebruiken als instru ment van bestuur, waarbij zij hun opvattingen konden beschouwen als geldend in het maatschappelijk gebeuren. De politie trad goed op als zij de wettelijke regels respecteerde en deed wat het bevoegd gezag van haar verlangde. De politie werd niet ge acht meer te zijn dan de uitvoerster van de haar van hogerhand verstrekte opdrachten. Eigen inzichten en opvattingen van de politie werden nauwelijks gestimuleerd. - 6 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 789