Gezien de omvang van de afdeling is de inzetbaarheid beperkt. Een landelijke richtlijn stelt, dat een bereden brigade dient te bestaan uit 11 paarden en dat de kleinste eenheid uit 5 paar den moet bestaan. De korpsgrootte en de prioriteit der werkzaamheden laten niet toe, dat meer functionarissen aan de brigade worden toegevoegd. De bezwaren zouden zijn opgeheven, als een groep beredenen zou kunnen worden geformeerd uit en ten behoeve van de Westbrabantse korpsen van gemeentepolitie. Het bureau verhoor. Dit bureau is belast met de afwerking van processen-verbaal in overtredingszaken, waarbij het verhoor van de verdachte nog niet heeft plaatsgevonden of nader onderzoek naar wie de overtre ding heeft gepleegd noodzakelijk is. Het merendeel der gevallen betreft dit het al of niet telefonisch verhoor van verdachten of een nader onderzoek ter zake overtredingen, die na opneming van het kenteken zijn geverbaliseerd, waarbij niet op een zoge naamde antwoordkaart is gereageerd, of betrokkene de wens te kennen heeft ggeven nader te worden gehoord. Het betreft hier overtredingen, die zowel binnen als buiten Breda hebben plaatsgehad. Onlangs is dit bureau met 2 man uitgebreid, ten einde te berei ken, dat het bureau verhoor werkzaamheden op hun terrein, die thans nog door de wijkagenten worden verricht, gaan overnemen, zodat de wijkagenten zich meer met het executieve politiewerk in de wijk kunnen bezighouden. Een verdere uitbouw van het bureau verhoor ligt voor de hand, wanneer apparatuur beschikbaar komt voor snelheidscontroles op de zuidelijke rondweg, omdat daar slechts op kenteken kan worden gecontroleerd en aan deze controles, zoals reeds is ver meld, hoge prioriteit zal worden toegekend. De receptie en arrestantenverzorging. Sinds 1979 is dit werk van politiefunctionarissen grotendeels overgenomen door burgerpersoneel. Hiertoe werd overgegan om meer politiefunctionarissen te kun nen inzetten bij de uitvoering van de executieve politietaak.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 822