bij bijl.nr.465
Hoofdstuk V. Voortzetting bedri.if na overlijden, geestelijke of
lichamelijke onbekwaamheid van de vergunninghouder.
- 6 -
Artikel 14 1Door burgemeester en wethouders kunnen
a. bij overlijden van de vergunninghouder en
b. bij geestelijke en/of lichamelijke onbekwaamheid van
de vergunninghouder
op schriftelijke aanvraag van de erven respectievelijk de
bloed- of aanverwanten aan één of meer door de erven of
bloed- of aanverwanten aan te wijzen personen toestemming
verlenen het bedrijf tijdelijk voort te zetten ten name van
de erven c.q. bloed- of aanverwanten, met inachtneming van
de bepalingen en voorschriften, waaronder het bedrijf tot
aan het overlijden of bij gebleken geestelijke of lichamelijke
onbekwaamheid van de vergunninghouder mocht worden
geëxploiteerd
2. De in het eerste lid bedoelde toestemming vervalt:
a. indien, ingaande op de datum van het overlijden of bij
gebleken geestelijke of lichamelijke onbekwaamheid
van de vergunninghouder, een jaar is verstreken, zonder
dat door één of meer erven respectievelijk bloed- of
aanverwanten, of door een door hen aangewezen persoon,
een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning
is ingediend;
b. door het in werking treden van de beschikking op de
onder a bedoelde aanvraag.
3. Burgemeester en wethouders kunnen op schriftelijk verzoek
van de erven respectievelijk bloed- of aanverwanten de in
het tweede lid, onder a bedoelde termijn met ten hoogste
eenzelfde termijn verlengen.
4. a. Bij een aanvraag als bedoeld in het eerste lid onder a
dient door de erven een uittreksel uit het register
van overlijden te worden overgelegd,
b. Bij een aanvraag als bedoeld in het eerste lid onder b
dient door de bloed- of aanverwanten een ondertekende
medische verklaring te worden overgelegd, waaruit blijkt
dat de vergunninghouder geestelijk of lichamelijk
onbekwaam, moet worden geacht voor de voortzetting
van zijn bedrijf.