bijlnr1 64
De heer Handstede heeft destijds geen bezwaar ingediend tegen
de bestemming verkeersdoeleinden, die in de planwijziging werd
voorgesteld voor het als zodanig reeds gebruikte voetpad ter
wijl ook geen bezwaren door hem werden ingediend tegen een ver
anderd uitzicht na realisering van de bouwplannen.
Zoals destijds reeds in het raadsvoorstel behorende bij genoemde
bestemmingsplanwijziging gesteld verdiende naar de mening van
ons college uit een oogpunt van leefklimaat een woonbestemming
de voorkeur boven de bestemming kwekerij.
Uit een oogpunt van ruimtelijke ordening kon bebouwing van het
binnenterrein van Joshof verantwoord worden genoemd.
Zoals hiervoor reeds vermeld is de woning Haagweg 329 door de
heer Handstede gekocht van de eigenaar van de achterliggende
grond
Ons college is dan ook van mening, dat op het moment van de
aankoop van dit pand de toekomstige eigenaar/bewoner op de hoogte
kon zijn van de bedoelingen van het naast het pand gelegen pad
alsmede het achterliggend terrein.
Tijdens de procedure tot wijziging van het bestemmingsplan zoals
hiervoor vermeld werden geen bezwaren gemaakt tegen de wijziging
van de bestemming van dit pad in het bestemmingsplan, zijnde
overigens de bestemming overeenkomende met de reeds jarenlange
feitelijke bestemming van dit pad.
Ook tijdens de gevoerde procedure ter verkrijging van een verkla
ring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 19 van de Wet op
de ruimtelijke ordening juncto artikel 50, lid 8 van de Woning
wet zijn geen bezwaren ingediend.
Indien er planologische maatregelen worden uitgevoerd gebaseerd
op een bestemmingsplan wil dit nog niet zeggen, dat met succes
een beroep kan worden gedaan op artikel 49 van de Wet op de
ruimtelijke ordening.
Zo er al mogelijkerwijze kosten zijn gemaakt ten gevolge van
het wijzigen van de afscheiding en het aanbrengen van beplanting
tussen het perceel Haagweg 329 en de aangrenzende gronden, welke
kosten overigens niet in een bedrag zijn aangegeven, houden
deze kosten onzes inziens verband met de in 1974 plaatsgevonden
hebbende transactie tussen verzoekster en voornoemde particulier.
Deze mogelijke kosten vloeien dan ook niet voort uit de nadien
plaatsgevonden bestemmingsplanwijzigi ng
Gezien het vorenstaande zijn wij van oordeel, dat het door mevrouw
Handstede ingediende verzoek zodanig kennelijk ongegrond is
en daarom ook niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
Wij stellen Uw raad voor het verzoekschrift niet ontvankelijk
te verklaren.
Ons college doet dit voorstel overeenkomstig het advies van
de commissie ruimtelijke ordening.
Burgemeester en wethouders van Breda,
Merkx burgemeester.
Van den Dam secretaris.
ligt ter visie
in de leeskamer