bijl. nr. 172 Aan de hand van de stichtingskosten wordt de huur bepaald. Op basis van voorlopige becijferingen heeft het rijk een maand- huur vastgesteld van 423,90. Bij beschikking van de staatssecretaris van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening d.d. 15 december 1980 is ten behoeve van de exploitatie van de betreffende woningen een voorlopige jaarlijkse bijdrage toegekend van 241.609,Deze bijdrage wordt jaarlijks rechtstreeks aan de eigenaar verstrekt. Bij genoemde beschikking is eveneens een bijdrage ineens toege kend van 120.000,als tegemoetkoming in de kosten van de voorzieningen, die worden getroffen ten einde de woningen ge schikt te maken voor huisvesting van bejaarden. De rente van de aangetrokken geldlening is hoger dan die welke geldt voor leningen die door het rijk worden verstrekt voor de bouw van woningwetwoningen. In feite zouden de hogere finan cieringslasten tot uitdrukking moeten komen in een hogere huur prijs. Aangezien het hier gaat om woningen met een sociaal karak ter die door de eigenaar zonder winstoogmerk worden geëxploiteerd acht de staatssecretaris het ongewenst indien de huurprijs te zeer zou afwijken van die van woningen die met rijksleningen tot stand komen. In de jaarlijkse bijdrage is voor het eerste jaar dan ook een bijdrage begrepen van 38.149,als extra subsidie voor het renteverschil waardoor een verhoging van de huurprijs achterwege kan blijven. In de beschikking deelneming van het rijk in garanties van de gemeente voor de bouw van woningen en woongebouwen door toegela ten instellingen en andere rechtspersonen die geen winst beogen, is bepaald dat het rijk onder bepaalde voorwaarden voor 100% kan deelnemen in het eventuele verlies, dat voor de gemeente voortvloeit uit het garanderen van de richtige betaling van rente en aflossing van de lening. Zoals gebruikelijk zal de garantieverlening geschieden overeen komstig de door Uw raad vastgestelde "Algemene voorwaarden voor gemeentelijke garanties van geldleningen". Op verzoek van de bemiddellaar zal het gestelde onder punt III, 3 van deze algemene voorwaarden, als volgt worden opgenomen: "Indien in de overeenkomst van geldlening een bepaling is opge nomen dat - bij niet-voldoening van de geldnemer aan zijn ver plichtingen - de gemeente jegens de geldschieter in gebreke zal zijn en het achterstallige bedrag en de hoofdsom onmiddel lijk opeisbaar worden, zullen dit in gebreke zijn en deze onmid dellijke opeisbaarheid geacht worden niet te zijn ingetreden, wanneer de gemeente binnen 30 dagen na ontvangst van de onder III, 2 bedoelde kennisgeving de verschuldigde rente en/of aflos sing betaalt". Ter meerdere zekerheid van hetgeen de gemeente uit hoofde van de garantieverlening te vorderen heeft zal het recht van eerste hypotheek worden bedongen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 946