bijl.nr. 268
Bij brief van 9 april 1982 hebben wij de H.I.D. doen weten
dat op dat moment plannen voor in totaal 229 premiekoopwoningen
(154 premiekoop A en 75 premiekoop B) zich in een zodanig
stadium van voorbereiding bevonden, dat - vooropgesteld dat
het nodige aanvullende contingent zou worden verleend - deze
plannen in 1982 in uitvoering kunnen worden genomen. Dit
houdt in, dat voor 88 premiekoop A en 40 premiekoop B aanvul
lende toewijzingen zouden moeten worden verleend.
Naar wij hebben vernomen, zal een eventuele herverdeling
in de loop van mei 1982 zijn beslag kunnen krijgen.
Een verdere "uitzetmogelijkheidvan het contingent was ge
legen in de nadere verdeling van de 5000 premiehuurwoningen,
die in een later stadium aan het landelijk bouwprogramma
waren toegevoegd (dit betekent 1004 woningen voor Noord-Bra
bant) Om van deze mogelijkheid gebruik te maken hebben wij
ons op 9 maart 1982 tot de H.I.D. gewend met het verzoek
het toegewezen contingent premiehuurwoningen te verhogen.
Op 20 april 1982 hebben wij ter zake een negatieve reactie
ontvangen; deze reactie was niet van enige motivering voor
zien.
Een laatste middel om tot een verhoging van het toegewezen
aantal te komen is gelegen in de herverdelingsmogelijkheid
die voor de maand oktober 1982 is voorzien en die dan alle
financieringscategorieën zal omvatten. Deze herverdeling kan
dan plaatsvinden omdat alsdan inzicht zal bestaan in het
daadwerkelijke beslag dat in het gehele land op het contin
gent 1982 wordt gelegd: de minister heeft nl. als voorwaarde
aan de contingentstoewijzing gesteld, dat vóór 1 oktober
1982 alle plannen (t.l.v. 1982) compleet moeten zijn ingediend.
De minister van volkshuisvesting heeft het overigens de gemeen
ten - en dus ook Breda - niet gemakkelijk gemaakt het toege
wezen contingent op vlotte wijze af te wikkelen. Bij de toe
wijzing zijn enkele voorwaarden gesteld, waaraan de plannen
- willen zij voor rijkssteun in aanmerking komen - moeten
voldoen
a. allereerst is de grootte van de woningen genormeerd:
40% van de woningen in de huursector (woningwet-, premie
corporatie- en premiehuurwoningen, exclusief de H.A.T.-
eenheden) moeten "kleine" woningen zijn van 3| VE of
minder
b. verder zijn de gemiddelde stichtingskosten vastgesteld:
voor de provincie Noord-Brabant zijn deze kosten vast
gesteld op 107.000,per woning in de woningwetsfeer
en op 108.000,per woning in de premiecorporatie-
sfeer. Voor de wooneenheden van 1 en 2-persoonshuishou-
dens zijn de stichtingskosten vastgesteld op resp.
69.000 ,-- en 74.300
Daarbij moet er rekening mee worden gehouden dat de gemid
delde stichtingskosten van 107. 000 c.q. 108. 000
zijn gerelateerd aan woningen van 4 tot 4| VE. Wordt
de gemiddelde woninggrootte kleiner - hetgeen met het
grote aandeel kleine woningen spoedig het geval is -
dan dalen ook de toegestane gemiddelde stichtingskosten.
(Gerekend wordt met een daling van ca. 4. 000 per VE)