aan de raad der gemeente Breda Bijlage nr. 273 Antwoorden op door raadsleden gestelde vragen. VRAAG (gesteld d.d. 7-6-1982 ing. art. 48, 2e lid R.v.O.) De heer Taks: 1. Deelt U mijn opvatting, dat organisaties die in overeenstemming met de geldende voorschriften en zonder op enige wijze de orde te verstoren, gebruik maken van de op de Grote Markt geplaatste informatiestands, te allen tijde ongestoord hun opvattingen moeten kunnen uitdragen? 2. Waarom heeft de politie zich gedurende de blokkade beperkt tot het uitoefe- nen van toezicht en waarom is niet metterdaad opgetreden om het recht van de burger om zich vrij en onbedreigd te bewegen te garanderen? 3. Was voor de door het A.F.F. gehouden demonstratie voldaan aan de kennis gevingsplicht als bedoeld in artikel *10 van de A.P.V.? Zo neen, waarom is dan niet opgetreden wegens het houden van een verboden demonstratie? 4. Bent U bereid te bevorderen, dat in geval in de toekomst weer soortgelijke acties als op 8 mei jl. mochten worden gevoerd ter belemmering van een vrije openbaarmaking van gedachten en gevoelens middels op de Grote Markt geplaatste informatiestands, de politie doeltreffend optreedt om een onge stoorde gang van zaken te waarborgen? ANTWOORD Ad 1. In onze rechtsorde dienen burgers het recht op vrije meningsuiting van medebur gers te respecteren, hoezeer hun maatschappelijke en politieke opvattingen ook uiteen lopen. De beantwoording van de vraag of een bepaalde meningsuiting toelaatbaar is is ter competentie van de overheid. Uit de adviezen moet ik concluderen, dat een groep van plus minus 40 personen - onder de naam A.F.F. (Anti Fascistisch Front) - voorbijgangers belemmerd heeft een door het O.S.L. en het C.J.N. ingerichte informatiestand te bezoeken. Naar mijn oordeel is een dergelijke belemmering - waaruit een zekere mate van onverdraagzaamheid blijkt - ernstig te betreuren. Het recht op vrije menings uiting wordt daarmee aangetast. 4

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 1212