bijlage nr. 309 De heer Schuurman hoopt, dat U spoedig op Uw besluit van 13 mei 1982 zult terugkomen. In de vergadering van de commissie openbare werken op 12 au gustus 1982 is de heer Schuurman in de gelegenheid gesteld zijn bezwaren mondeling toe te lichten. De heer Schuurman heeft ons echter laten weten niet aanwezig te kunnen zijn in verband met vakantie. Hij heeft ook mee gedeeld geen gemachtigde te zullen zenden. II. Ontvankelijkheid Artikel 7, lid 2 van de Wet arob bepaalt, dat de natuurlijke of rechtspersoon, die door een beschikking van een niet tot de centrale overheid behorend administratief orgaan rechtstreeks in zijn belang is getroffen, daartegen bij het orgaan, dat de beschikking heeft genomen, een bezwaarschrift kan indienen. Onder een beschikking verstaat de wet: het schriftelijk besluit van een administratief orgaan, gericht op enig rechtsgevolg (ar tikel 2 Op 13 mei 1982 heeft Uw raad besloten een krediet te voteren van f 112.000,-- ten behoeve van de aanleg van een parkeerter rein aan de Hamdijk. Van belang voor de beoordeling van de ontvankelijkheid is de vraag, of dit gericht is op enig rechtsgevolg, dat wil zeggen brengt het - rechtens gezien - rechten en verplichtingen met zich mee. Wij menen dit ontkennend te moeten beantwoorden. Het besluit van Uw raad van 13 mei 1982 is gericht op een fei telijke behandeling (het aanleggen van een parkeerterrein waar voor ook geen vergunning nodig is), zonder dat hieraan rechts gevolgen zijn verbonden. Voor deze opvatting vinden wij steun in uitspraken van de (voor zitter van de) afdeling rechtspraak van de Raad van State*. Reeds hierom zijn wij van mening dat de heer Schuurman in zijn bezwaren niet kan worden ontvangen. Het bezwaarschrift van de heer Schuurman is gericht aan ons college. Zoals hiervoor is vermeld dient een bezwaarschrift te worden ingediend bij het orgaan, dat de beschikking heeft geno men, i.e. Uw raad. Uit een oogpunt van beginselen van behoorlijk administratief procesrecht leggen wij dit bezwaarschrift niettemin aan U voor het nemen van een beslissing dienaangaande voor. Op grond van het bovenstaande stellen wij U voor de heer M.G. Schuurman in zijn bezwaren niet-ontvankelijk te verklaren. III. Nadere toelichting op de inhoud van de bezwaren Omdat wij Uw raad hiervoor onder II. hebben voorgesteld de heer Schuurman in zijn bezwaren niet-ontvankelijk te verklaren, komt een inhoudelijke beoordeling van de bezwaren van de heer Schuurman formeel-juridisch niet meer aan de orde. -2-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 1354