SOS
gemeente Breda
A
bij bijl. nr. 362
De raad der gemeente Breda;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;
gelet op het bepaalde in artikel 269, juncto artikel 277, onder
b 2 van de gemeentewet, de algemene wet inzake rijksbelastingen
en de wet van 22 mei 1845, Stb. 22;
vast te stellen de volgende verordening op de heffing en in
vordering van rioolrechten in de gemeente Breda;
Aard van de heffing
Ter zake van het gebruik overeenkomstig de bestemming van de
gemeentelijke riolering wordt onder de naam "rioolrecht" een
recht geheven genaamd:
1. rioolrecht A wegens het lozen van 0 tot 1.000 m3 water per
jaar en
2. rioolrecht B wegens het lozen van 1.000 of meer m3 water per
jaar.
Belastingplicht
1. Voor het rioolrecht A en B zijn belastingplichtig zij, die
bij het begin van het belastingjaar een gebouw gebruiken,
dat op de riolering van de gemeente is aangesloten.
Onder een gebouw wordt mede verstaan dat gedeelte van een
gebouw, dat zijn begrenzing vindt in de kleinst mogelijke
eenheid van een gebouw, waarvan een zelfstandig gebruik
gemaakt kan worden en waarvoor een afzonderlijke gas- en/of
elektriciteitsmeter is geplaatst.
2. Wie als gebruiker van een gebouw moet worden aangemerkt,
wordt naar omstandigheden beoordeeld.
besluit
f(
Artikel 1
Artikel 2