SOS gemeente Breda c B bij bijl. nr. 362 De raad der gemeente Breda; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders; gelet op de artikelen 272, letter a en 273 van de gemeentewet, alsmede op het besluit gemeentelijke onroerend-goedbelastingen vast te stellen de volgende verordening: verordening op de onroerend-goedbelastingen. Voorwerp van de belastingen: belastbaar feit: belastingplicht 1 Ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerend goed worden onder de naam "onroerend-goedbelasting" jaarlijks geheven a. een directe belasting van degene, die - naar de omstandig heden beoordeeld - bij het begin van het belastingjaar een onroerend goed al dan niet krachtens een zakelijk récht of persoonlijk recht feitelijk gebruikt; b. een directe belasting van degene, die bij het begin van het belastingjaar van een onroerend goed het genot heeft krachtens zakelijk recht. 2. Voor de toepassing van het eerste lid, letter a, wordt: a. gebruik door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het hoofd van dat huishouden; b. gebruik door degene aan wie het gebruik van een gedeelte van een onroerend goed is afgestaan, aangemerkt als ge bruik door degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan; c. in geval van verschillende soorten feitelijk gebruik alleen het belangrijkste in aanmerking genomen. 3. Voor de toepassing van het eerste lid, letter b, wordt als genothebbende krachtens zakelijk recht aangemerkt hij die bij het begin van het belastingjaar als zodanig bij het kadaster bekend staat tenzij blijkt dat op dat tijdstip een ander genothebbende krachtens zakelijk recht was. besluit Artikel 1

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 1603