bij bijl. nr. 42 2. Lid 1 vindt overeenkomstig toepassing ten aanzien van inkom sten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen gedurende vakantie, verlof of non-activiteit, onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag ter zake waarvan hem de uitkering is toegekend. 3. Wanneer de belanghebbende op of na de dag bedoeld in lid 1, inkomsten of hogere inkomsten verkrijgt uit arbeid of bedrijf ter hand genomen vóór evenbedoelde dag, is ten aan zien van die inkomsten of hogere inkomsten het bepaalde in lid 1 van overeenkomstige toepassing. De hierbedoelde vermindering vindt echter niet plaats, indien de inkomsten of hogere inkomsten het gevolg zijn van algemene loonsverhogingen, of indien belanghebbende aannemelijk maakt dat die inkomsten niet het gevolg zijn van verhoogde werkzaam heid of van andere oorzaken, verband houdende met het ontslag. 4. Onder inkomsten bedoeld in de voorgaande leden wordt niet verstaan: a. de compensatie voor de premie ingevolge de Algemene Ouder domswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet, welke in die inkomsten is of gedacht kan worden te zijn begrepen, tenzij de uitkering is verleend uit een betrekking, be doeld in artikel 2, lid 2; b. inkomsten, verkregen wegens overwerk of als gratificatie. 5. Indien inkomsten worden verkregen uit hoofde van vrijwillige verbintenis bij instituten als de nationale reserve, de reser ve rijks- en gemeentepolitie en de bescherming bevolking, kan worden bepaald dat op die inkomsten de vermindering ge heel of gedeeltelijk tot wederopzegging achterwege blijft. Artikel 9 De tweede volzin van lid 1 luidt: Daarbij doet hij voor zover mogelijk opgave van de inkomsten die hij uit dan wel in verband met die arbeid of dat bedrijf zal verkrijgen. Een vierde lid wordt toegevoegd, luidende: 4. Het in de voorgaande leden bepaalde vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van de arbeid of bedrijf en de inkomsten daaruit, bedoeld in artikel 8, leden 2 en 3. Artikel 10 De eerste volzin van artikel 10 lid 1 luidt: 1. Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de belanghebbende, bedoeld in artikel 4, lid 1, wordt aan de nagelaten echtge noot een bedrag uitgekeerd gelijk aan de bezoldiging als bedoeld in artikel 3 - vermeerderd met de kinderbijslag voor het eerste en tweede kind, welke de belanghebbende op de dag van overlijden genoot ingevolge de Algemene Kinderbijslag wet - over een tijdvak van drie maanden. Artikel 12 De eerste volzin van artikel 12 lid 1 luidt: 1. Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de belanghebbende als bedoeld in artikel 11 lid 1 en 2, wordt aan de nagelaten echtgenoot een uitkering toegekend, gelijk aan de bezoldiging als bedoeld in artikel 3, berekend over het tijdvak van de dag van overlijden tot de laatste dag van de tweede maand volgende op die van het overlijden. - 3 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 168