bijl- nr. 427 VRAGEN (dd25-10-1982 gesteld ing. art. 48, 2e lid, R.v.O.) Mevrouw L. van Beusekom-Nix 1. Bent U met ons van mening dat het bomenbestand in het Wilhelminapark zodanig beeldbepalend is voor onze stad dat daarmede met de grootste omzichtigheid moet worden omgegaan? ANTWOORD In het groenstructuurplan voor de binnenstad is door de ge meenteraad het beeldbepalend karakter van het bomenbestand van het Wilhelminapark voor de stad als zodanig vastgesteld. Het Wilhelminapark is in het definitieve plan opgenomen als onderdeel van de groene hoofdstructuur. Deze status is juist de reden waarom via verjonging met kracht gestreefd moet worden naar continuïteit van dit beeldbepalende boombestand op langere termijn. In feite had de nu voorgestelde verjonging meer gefaseerd, veel eerder moeten plaatsvinden. Tegen deze achtergrond wordt zo omzichtig mogelijk maar doelbewust naar continuïteit ge streefd 2. Bent U bereid, gezien het grote belang van onder meer het Wilhelminapark, dat door bewoners uit alle hoeken van de stad wordt onderstreept, een degelijk onderzoek te laten uitvoeren door een extern onafhankelijk bureau in het bijzonder ten aanzien van de noodzaak van een verjonging en of een eventuele verjongingsoperatie van dergelijke parken, ook op ander wijzen kan worden aangepakt? ANTWOORD De noodzaak tot verjonging staat zonder meer vast. Ten aan zien van dit punt is een extern onderzoek, zoals door U bedoeld overbodig. Over iedere individuele boom die in het kap- en rooiplan is opgenomen is in principe discussie tussen deskundigen mogelijk een en ander dient juist be schouwd te worden in samenhang met het totale plan inclusief de verjonging. Deze discussie heeft binnen de dienst be plantingen meerdere malen plaatsgevonden. Een andere aanpak had gelegen kunnen zijn in een fasering. Echter gelet op de prioriteitsstelling in het kader van de h.u.g.op de on zekerheden ten aanzien van beschikbaarheid van financiële middelen op termijn en de snelle achteruitgang van het park is het niet verantwoord te kiezen voor een onzekere fasering. Het inschakelen van een extern bureau zou bovendien te kort doen aan de eigen deskundigheid zoals aanwezig bij de dienst beplantingen en ernstig afbreuk doen aan de motivatie van de desbetreffende medewerkers. 3. Zijn de gebreken, die per boomsoort zijn geconstateerd, zodanig dat deze nog slechts een kort leven zijn beschoren, hetgeen overigens naar onze mening niet is gebleken bij de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 2009