iën de raad der
gemeente Breda
'6 november 1982
Bijlage nr. 446
Voorstel. van burgemeester en wethouders
tot het aanbieden van plm. 115 ha. gronder.
in de Haagse Beemden aan de Stichting Be-
■heer Landbouwgronden in het kader van de
Ruilverkaveling daagse Beemden Oost
In de informatieve nota met betrekking tot de ruilverkaveling Haagse
9
Beemden Oost, geagendeerd voor de vergadering van Uw Raad van 18 novem
ber j.l., hebben wij uiteengezet wat de bedoelingen zijn, die met de
in gang gezette ruilverkavelingsprocedure worden nagestreefd en op wel
ke manieren de gemeente in de ruilverkaveling is betrokken.
Zoals op enkele plaatsen in die informatieve nota is gezegd, is die
gemeentelijke betrokkenheid van tweeërlei aard: een privaatrechtelijke
als grondeigenaar en een publiekrechtelijke- als overheid. In de be
sluitvorming zoals die thans aan wordt voorgelegd komt dan ook deze
betrokkenheid als zodanig aan de orde.
Haar ons is medegedeeld, vindt op 3 februari 1983 de stemming over de
ruilverkaveling plaats. Hoewel het -gezien die datum- mogelijk zou
o» zijn de besluitvorming ten aanzien van het ten opzichte van de ruil
verkaveling in te nemen standpunt eerst in januari 1983 aan voor
te leggen, alsdan voorzien van de resultaten van het overleg met het
Rijk over de mogelijkheden van het afdekken van de nadelige financiële
consequenties, maken enkele zeer recente ontwikkelingen op het gebied
van de overdracht van gemeentelijke eigendommen in het ruilverkave-
lingsblok een besluitvorming op zeer korte termijn noodzakelijk.
Zowel in de informatieve nota als tijdens de behandeling van die nota
in de betrokken raadscommissies is bij de globale benadering van de
verliezen, gepaard gaande aan het afstoten van agrarische gronden, be
nadrukt dat de omvang van die verliezen in niet onbelangrijke mate
afhankelijk is van de snelheid, waarmee het afstoten kan plaatsvinden
c.q. van de fasering die de Stichting Beheer Landbouwgronden hanteert
bij het overnemen van die gronden; geattendeerd is toen ook op de be
perkingen die vanaf 1983 op de desbetreffende begrotingsposten van
het betrokken ministerie waren voorzien en die derhalve de geraamde