bij bijlage nr. 477 lid 4: "Indien beide echtgenoten belanghebbende zijn, wordt het bedrag voor elk tot het gezin behorende en medeverhuizende kind slechts eenmaal uitbetaald". lid 5: "Indien het een verplaatsing dan wel verhuizing betreft van een gezin waarvan beide echtgenoten belanghebbende zijn in de zin van deze verordening en geen der echtgenoten een volledige betrekking vervult, wordt de vergoeding zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, sub e, afgestemd op het bedrag van de jaar bezoldiging van ieder der echtgenoten afzonderlijk, onder hand having van het gestelde in de leden 2 en 3 voor wat betreft het minimum- en maximumbedrag van de gezamenlijke vergoeding. Het bovenstaande geldt met dien verstande dat wanneer het totaal aantal arbeidsuren van deze betrekkingen meer dan 40 uur per week bedraagt, de vergoeding, mits deze hoger is dan het minimumbedrag, vermenigvuldigd wordt met een breuk waarvan de teller 40 is en de noemer het totaal aantal uren van deze betrekkingen" 3. De uitkeringsverordening te wijzigen als volgt: aan artikel 13 toevoegen de leden: lid 3* "voor de toepassing van de vorige leden wordt de werk loosheid geacht niet te zijn geëindigd, indien belang hebbende ten dele werkloos is"; lid 4. op de uitkering worden voor 80% in mindering gebracht de inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf door belanghebbende al dan niet in dienstbetrekking in de periode, waarover hij recht heeft op uitkering ingevolge deze paragraaf; lid 5. in afwijking van het bepaalde in het vorige lid wordt het bedrag van de uitkering niet gewijzigd als de in dat lid bedoelde inkomsten een vergoeding voor overwerk betreffen, voor zoveel deze het uurloon te boven gaat; lid 6. de in het vierde lid genoemde inkomsten worden op de uit kering niet in mindering gebracht, voor zover deze door de belanghebbende reeds vóór het intreden van zijn werkloosheid wordt genoten naast de inkomsten uit de be trekking waarin hij werkloos is geworden. In geval de belanghebbende met ingang van de dag waarop zijn ontslag ingepast meer inkomsten uit of in verband met arbeid, al dan niet in dienstbetrekking, gaat genieten, vindt in af wijking van de vorige volzin het vierde lid wel toepassing voor die meerdere inkomsten tenzij het aan nemelijk maakt, dat die vermeerdering van inkomsten noch het gevolg is van een verhoogde werkzaamheid, noch ver band houdt met het ontslag"; lid 7. Indien de belanghebbende inkomsten als in de vorige leden bedoeld zonder voldoende reden prijs geeft dan wel door eigen schuld of toedoen verloren doet gaan, wordt de belanghebbende voor de toepassing van het vierde lid geacht deze nog te genieten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 2198