afbouw via ontwenningsschema's. Deze schema's worden flexibel
gehanteerd in die zin dat tussentijdse bijstelling of, indien
sprake is van terugval, opnieuw beginnen mogelijk is.
De G.G.D. is slechts in uiterste noodzaak bereid zeer langdurig
of voor onbepaalde tijd methadon te verstrekken. Van echte onder-
houdsprogramma's is slechts in incidentele gevallen sprake.
De G.G.D. constateert dat door het huidige personeelsgebrek
slechts een beperkte en onvoldoende hulpverlening mogelijk is:
- in geval van lichamelijke klachten wordt een beperkt medisch
onderzoek verrichtterwijl een goede medische begeleiding
noodzakelijk is, gekoppeld aan bijvoorbeeld voedingsprogramma's;
- de arts is aangewezen op informatie van de verslaafde zelf.
Controle op bijgebruik en het proefondervindelijk vaststellen
van de mate ven verslaving is niet mogelijk;
- de dagelijkse methadonverstrekking geschiedt via de apotheek;
- er is geen gezamenlijke intake met de psycho-sociale en maat
schappelijke hulpverlening waardoor:
1. de arts en de maatschappelijk werker in feite deels hetzelfde
werk doet. Hierdoor .komt de arts onvoldoende toe aan de
somatische (lichamelijke) begeleiding;
2. de stap naar hulpverlenende instellingen als C.A.D., Tjandu
e.d. voor de verslaafde te groot blijkt;
3. het vaststellen van de middelenverstrekking vaak niet vanuit
overleg tussen verschillende disciplines geschiedt.
Gegevens over aantallen methadonverstrekkingen worden verstrekt
in bijlage V.
3.2.3. Stichting Tjandu
Stichting Tjandu is een landelijke stichting die zich richt op de hulp
verlening aan Molukse drugverslaafden in Molukse woonwijken.
In 1978 werd de aard en omvang van de drugproblematiek alsmede de
behoefte aan hulpverlening geïnventariseerd.
De Stichting schat het aantal Molukse druggebruikers op 1000. Op basis
van de geïnventariseerde behoefte aan hulpverlening werd het personeels
bestand uitgebreid tot 4 (eind 1978) en vervolgens tot 10 (1979).
Bij haar drughulpverlening hanteert de Stichting onder meer de volgende
uitgangspunten:
- de hulp miet aansluiten bij de specifieke Molukse achtergronden.
- er dient rekening gehouden te worden met het Molukse normen- en waar
denpatroon;
- de hulpverlener moet zelf Molukker zijn in verband met het invoelings
vermogen, het begrijpen van de Molukse geest en de sociaal-culturele
achtergronden. Beheersing van de Maleise taal is noodzakelijk om
met name met oudere Molukkers te kunnen communiceren;
- enerzijds dient de hulp gericht te zijn op het losmaken van de jongere
uit de "drugscène", maar tevens dient het vervreemdingsproces als
voortvloeisel van langdurig verblijf in Nederlandse instellingen
te worden tegengegaan. De jongeren dienen uiteindelijk naar de Molukse
samenleving te worden teruggeleid.
A. De inzet ten behoeve van de drughulpverlening Breda.
-11-