gemeente Breda
mmk
fu\>x< M
bij bijlage nr. 109
A
De raad van de gemeente Breda;
overwegende, dat bij besluit van de raad van 22 maart 1977,
kenmerk BK/8/87722, aan burgemeester en wethouders onder meer
bevoegdheden zijn overgedragen inzake het besluiten tot het
voeren van rechtsgedingen in bepaalde gevallen;
dat het om praktische redenen aanbeveling verdient om genoemd
besluit te herzien en uit te breiden;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;
gelet op het bepaalde in de artikelen 177, eerste lid en 212, J
eerste lid, van de gemeentewet;
besluit
I. het besluit van 22 maart 1977, kenmerk BK/8/87722, in
te trekken;
IIaan burgemeester en wethouders over te dragen, onder de
onder III. van dit besluit vermelde voorwaarden, de be
voegdheid om te beoordelen en te beslissen of vanwege
de gemeente:
1. een rechtsgeding zal worden gevoerd, zulks in eerste
aanleg, in hoger beroep of in cassatie:
a. ter invordering van schadevergoedingen op grond
van de artikelen 1401 tot en met 1405 van het
burgerlijk wetboek en op grond van artikel 31
van de Wegenverkeerswet;
b. ter invordering van kosten, op grond van de Ver-
haalswet ongevallen ambtenaren;
c. ter invordering van kleine geldvorderingen - voort
vloeiend uit een overeenkomst - op grond van de
artikelen 125 K en volgende van het wetboek van
burgerlijke rechtsvordering;
d. ter invordering van vergoedingen van door of van
wege de gemeente verstrekte diensten, welke niet
in enige belastingverordening zijn geregeld;
e. ter zake van onverschuldigd verrichte betalingen;
f. ter invordering van schuldvorderingen, ontstaan
als gevolg van een gemeentelijke borgstelling
met betrekking tot door natuurlijke personen aan
gegane geldleningen;