bijl. nr. 110 In 1974 bracht de commissie een interim-rapport uit, waarin in grote lijnen de gedachte wettelijke maatregelen werden aan gegeven. Deze behelsden onder meer een verbetering van de rechtspositie van de geregistreerde door toekenning van een inzage- en een correctierecht met een mogelijkheid tot tussenkomst door de gewone rechter, alsmede een overheidstoezicht in de vorm van een vergunningenstelsel, waarvan de uitvoering was toegedacht aan een centraal orgaan, de registratiekamer. In 1976 bracht de commissie haar eindrapport "privacy- en per soonsregistratie" uit, waaraan tevens een voorontwerp van wet was toegevoegd in de lijn van de maatregelen, welke in het in terim-rapport waren neergelegd. De voorgestelde wettelijke regeling, welke naar verwachting niet voor 1982 van kracht zal worden, zal in beginsel ook op overheidsregistraties van toepassing zijn, zodat ook de gemeen ten voor hun registraties, waarin persoonsgegevens zijn opgeno men, reglementen moeten vaststellen. f' Regeling geautomatiseerde registratie centrale overheid Naar aanleiding van de werkzaamheden van de commissie-Koopmans en in verband met het toenemend aantal geautomatiseerde systemen bij de rijksoverheid, waarin persoonsgegevens zijn opgenomen, heeft de minister-president in maart 1975, anticiperend op een wettelijke regeling ter zake, een hoeveelheid aanwijzingen uit gevaardigd, welke onder meer tot gevolg hebben, dat voor iedere geautomatiseerde registratie van de centrale overheid waarin persoonsgegevens zijn opgenomen, een regeling moet worden vast gesteld, voordat de registratie in werking treedt. Voorgestelde grondwetswij zigingen Ook op het gebied van de grondrechten is de bescherming van de persoonlijke levenssfeer aan de orde. Een van de voorgestelde grondwetswijzigingen betreft namelijk de opname van een grond recht op privacy, dat luidt: "Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer". Het nieuwe grondwetsartikel is zodanig geredigeerd, dat ruimte is gelaten voor de regelgevende bevoegdheid van de gemeenteraad ingevolge artikel 168 van de gemeentewet, voor zover deze niet strijdig is met de door de wet gestelde regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens. Privacy-regeling gemeenten Mede naar aanleiding van de hiervoor genoemde ontwikkelingen, zijn ook de gemeentebesturen zich met de privacy-problematiek gaan bezighouden. Zo zijn er incidenteel in enkele gemeenten afzonderlijke privacy reglementen voor de (geautomatiseerde) bevolkingsboekhouding van kracht en heeft de gemeenteraad van Amsterdam kortelings een privacyverordening voor die stad vastgesteld. Daarnaast heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in mei 1979 een rapport over de gemeentelijke persoonsregistraties "Gemeente en privacy" uitgebracht, waarin onder meer modellen voor een privacyverordening zijn opgenomen. (Blaywe reeks nr. 61).

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 498