bij bijl. nr. 110 II Par. 7 bevat de opdracht aan burgemeester en wethouders regels te geven voor de beveiliging van een registratiesysteem (art. 35) Afdeling 4 (art. 36 en 37) geeft een regeling voor de niet- geautomatiseerde verzamelingen van persoonsgegevens. Deze dienen bij de registratiecommissie/gemeenteraad te worden aangemeld en in het register te worden aangetekend. In sommige gevallen zijn de regels van afdeling 3 van overeenkomstige toepassing. Afdeling 5 (art. 38 t/m 45) handelt over de rechten van de ge registreerde Par. 1 regelt een inzage- en correctierecht voor de geregis treerde (art. 38 t/m 42). Par. 2 bevat de protocolplicht, dat is de plicht voor burge meester en wethouders om te doen bijhouden aan wie op bepaalde tijdstippen gedurende een bepaalde termijn bepaalde gegevens zijn verstrekt. Burgemeester en wethouders zijn in het algemeen verplicht een geregistreerde op diens verzoek inzage te geven in het protocol, voor zover dat op hem betrekking heeft (art. 43 t/m 45) Afdeling 6 (art. 46) voorziet in de mogelijkheid voor de geregi streerde bij de gemeenteraad in beroep te gaan, wanneer burge meester en wethouders niet voldoen aan een verzoek tot inzage of correctie van gegevens die op hem betrekking hebben, of inzake het gebruik van deze gegevens. Afdeling 7 (art. 47 en 48) regelt de wijze van ten uitvoerleg ging van de verordening. Na een overgangstijd van uiterlijk twee jaren moet de verordening onverkort worden toegepast. Artikelsgewijze toelichting Afdeling 1. Begripsbepalingen en toepassingsgebied Artikel 1 Onder "persoonsgegevenshoeven strikt genomen niet uitsluitend de gegevens van individuele personen te vallen. Ook indien de gegevens betrekking hebben op bepaalde groepen of categorieën van personen kan een zekere bescherming gewenst zijn. De definiëring van de begrippen "gevoelige gegevens" en "ver strekken van gegevens uit een registratiesysteem" dient ertoe het begrip registratiesystemen nader te bepalen. Bij "gevoelige gegevens" moet vooral gedacht worden aan die gegevens die op enigerlei wijze kunnen leiden tot onoirbare discriminatie. In de begripsomschrijving worden om de gedach ten te bepalen enkele voorbeelden gegeven. Toch moet het begrip ook weer niet al te ruim worden opgevat, in die zin dat in de raad discussies ontstaan over bijv. de kleur van de ogen of van het haar. - 4 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 517