Het besluit van Uw raad tot afwijzing van de verzoeken om subsidie
is aan te merken als een beschikking in de zin van de Wet arob.
De B.R.O. is, mede blijkens haar statutaire doelstelling, door
de afwijzende beschikking rechtstreeks in haar belangen getroffen.
Het bezwaarschrift is ingekomen binnen de daarvoor in de wet
gestelde termijn. De stichting Bredasche Radio Omroep dient
derhalve in haar bezwaren tegen het afwijzen van de subsidiever
zoeken te worden ontvangen.
Op 30 maart 1982 is bezwaarde gehoord door de commissie sociale
zaken. Het van deze hoorzitting opgemaakte proces-verbaal ligt
ter visie"')
In ons voorstel aan Uw raad van 10 november 1981 is een uitvoerige
uiteenzetting gegeven over de met de verzoeken om subsidie verband
houdende voorgeschiedenis. Deze heeft voor een groot deel betrek
king op de privaatrechtelijke rechtsverhoudingen tussen de B.R.O.
en de gemeente Breda.
Deze uiteenzetting diende louter ter informatie van Uw raad.
Wij hadden hieraan behoefte, omdat de B.R.O. deze voorgeschiede
nis, althans haar versie daarvan, gebruikte om de verzoeken
om subsidie te motiveren. In essentie komt de motivering van
de B.R.O. erop neer, dat door het gemeentelijk beleid ten aan
zien van de huisvesting van de B.R.O. en met name door toezeg
gingen en/of beloften die zouden zijn gedaan ten aanzien van
de hoogte van het huurbedrag, er een recht op busidie zou zijn
ontstaan
Ook in hetgeen thans, zowel schriftelijk als mondeling, als
bezwaren naar voren wordt gebracht, wordt weer uitvoerig op
deze aspecten ingegaan.
Wij zijn van oordeel dat deze aspecten bij de beoordeling van
een verzoek om subsidie, buiten beschouwing dienen te blijven.
Indien de gemeente in gebreke zou zijn met betrekking tot be
loften en/of toezeggingen - wat hier ook van zij - in de privaat
rechtelijke sfeer, dan is een procedure bij de burgerlijke rech
ter het aangewezen middel om eventueel genoegdoening te verkrij
gen. Beoordeling van verzoeken om subsidie tegen deze achter
grond zou naar onze overtuiging een evenzeer onjuiste als onwen
selijke vermenging van belangen tot gevolg hebben.
Uit de door de B.R.O. thans naar vorengebrachte bezwaren conclu
deren wij dat de B.R.O. van mening is, dat de privaatrechtelijke
aspecten in belangrijke mate deel hebben uitgemaakt van de over
wegingen die hebben geleid tot het afwijzen van de verzoeken
om subsidie. Hoewel zulks geenszins het geval is, achten wij
het bij nader inzien alleszins denkbaar dat deze indruk kan
zijn gewekt. Voor zover de bezwaren betrekking hebben op deze
inderdaad onduidelijke motivering achten wij die gegrond.
Ten einde aan ieder mogelijke onduidelijkheid hierover een einde
te maken, alsmede uit een oogpunt van zorgvuldigheid, achten
wij het noodzakelijk, om in het kader van de heroverweging naar
aanleiding van het ingediende bezwaarschrift, Uw raad voor te
stellen om op de subsidieverzoeken opnieuw te beschikken.
Daartoe dient het besluit van 22 december 1981, voor zover inhou
dende de beschikking op de subsidieverzoeken, te worden ingetrok
ken.
In verband hiermede overwegen wij als volgt:
bijl. nr. 124