bijl. nr. 153
zakelijke extra belastingmaatregel zou moeten worden ge
troffen zal deze slechts gerealiseerd kunnen worden door
verhoging van de heffing ten laste van de feitelijke ge
bruikers omdat de andere belasting het wettelijk maximum
heeft bereikt.
Laat de wet het invoeren van een belastingvrij minimum
toe en wat is hiervan het effectmet name voor de sociaal
zwakken
Ingevolge artikel 9, tweede lid, van het besluit gemeente
lijke onroerend-goedbelastingen is het mogelijk om bij
de feitelijke gebruikersheffing te bepalen dat voor wonin
gen beneden een waarde van 3.000,of een bi] de belas
tingverordening te bepalen veelvoud daarvan, deze belas
ting niet wordt geheven. Uit de toelichting bij deze be
paling blijkt dat deze grens is vastgesteld om de mogelijk
heid te openen tegemoet te kunnen komen aan het verlangen
de minderdraagkrachtigen in de gebruikersheffing te onzien.
Voor de eigenaren is een dergelijke bepaling niet opgeno
men
Niet uit het oog mag worden verloren dat bij overschrijding
van een belastingvrij minimum de belasting over de volle
waarde geheven moet worden.
Van een absolute vrijstelling is dus geen sprake.
Het invoeren van een grens beneden welke men de gebruikers
heffing voor woningen niet verschuldigd is, is dus wel
mogelijk
De in Breda vigerende verordening bepaalt dat de gebrui
kersheffing niet wordt opgelegd van zelfstandige garages,
waarvan de waarde in het economische verkeer beneden de
9.000 is vastgesteld. Deze grens is niet getrokken
om bij de heffing van de gebruikersbelasting met de draag
kracht van de belastingplichtige rekening te houden. Uw
raad heeft deze grens bepaald omdat de belastingopbrengst
van een zelfstandige garage met een waarde onder 9.000
gelijk is of lager ligt dan de perceptiekosten.
Uw raad zou voor de gebruikersbelasting een belastingvrij
minimum tot een bepaalde waarde kunnen vaststellen.
Hiermede zou naar onze mening niet tegemoet worden gekomen
aan het verlangen de minderdraagkrachtigen in de gebrui-
kersbelasting te ontzien. Dit kan slechts gebeuren als
de geringe draagkracht van de belastingplichtige zou blij
ken uit de bescheiden waarde van de door hem gebruikte
woning
De draagkracht van de sociaal zwakke blijkt daar echter
niet uit, maar uit zijn inkomen en de samenstelling van
zijn gezin enz.
Als in verband met de draagkracht van de belastingplichtige
een belastingvrij minimum voor de gebruikers zou worden
vastgesteld, terwijl de opbrengst op hetzelfde niveau
moet worden gehandhaafd, kan zelfs het beoogde doel worden
voorbijgeschoten
Bekend is immers dat in de sector van de goedkopere wonin
gen door de geringe doorstroming veel oudere eigenaren/ge
bruikers wonen, die gelet op hun inkomen een duurdere
woning zouden moeten bewonen.