bijl. nr. 157
Als gevolg van de werkgelegenheidssituatie zijn de niet gelde
lijke opbrengst opleverende buitenobjecten gezocht in het onder
houd van plantsoenen, sportvelden e.d. en detacheringen bij
de gemeente en sociaal-culturele en andere zonder winstoogmerk
functionerende instellingen. Niet onvermeld mag blijven dat
het rijk dit heeft gestimuleerd.
Echter in verband met de grote instroom van werknemers in de
sociale werkvoorziening en met het oog op de landelijke econo
mische ontwikkeling en de algemene werkgelegenheidssituatie
heeft de staatssecretaris van sociale zaken het nodig geoordeeld
nadere uitgangspunten te moeten formuleren voor het beleid bij
de uitvoering van W.S.W.-objecten zonder geldelijke opbrengst.
Deze hebben tot strekking de kosten van het rijk ten behoeve
van de sociale werkvoorzieningen te beteugelen.
Met de voor Uw raad ter inzage gelegde circulaire van 22 maart
1978 heeft de staatssecretaris zijn uitgangspunten onder de
aandacht van ons gemeentebestuur gebracht. Hieruit valt af te
leiden, dat naar het oordeel van de staatssecretaris kosteloze
inzet van W.S.W.-werknemers nog slechts in beperkte mate aan
vaardbaar wordt geacht (additionele plaatsingen)Wanneer sprake
is van normale, noodzakelijke taakverrichting van een overheids
lichaam zal daar een vergoeding tegenover moeten staan (essen
tiële plaatsingen)Aan de rijksconsulenten werd opgedragen met
gemeentebesturen te onderhandelen over de uitvoering van de
uitgangspunten met de daaraan te ontlenen vergoedingsregelingen
voor niet-additionele objecten.
Deze ombuiging in beleid hebben wij met de nodige kritiek ont
vangen. Wij stelden ons in eerste aanleg op het standpunt dat
de wetsinterpretatie waarop de staatssecretaris zijn circulaire
van 28 maart 1978 baseerde juridisch aanvechtbaar was op grond
van wethistorische interpretatie. Hierin werden wij gesterkt
door dat met betrekking tot het aanwijzen van werkobjecten waar
voor de werkverbanden geen geldelijke opbrengst ontvingen, een
wetswijziging werd voorbereid. Deze wetswijziging is echter
inmiddels m.i.v. 30 juni 1981 in werking getreden.
De aanwijzing van werkobjecten die geen geldelijke opbrengst
opleveren is thans strikt aan in de wet genoemde voorwaarden
gebondentw
a. voor de betrokken werknemers of personen die voor een dienst
betrekking in aanmerking komen is geen andere mogelijkheid
tot arbeid in de zin van artikel 7, eerste lid, W.S.W. aan
wezig dan het aan te wijzen werkobject en
b. het werkobject omvat werkzaamheden ten behoeve van een pu
bliekrechtelijk rechtspersoon of een privaatrechtelijk rechts
persoon zonder winstoogmerk, welke zonder die aanwijzing
niet tot uitvoering zou komen en
c. de werkzaamheden behoren niet tot de taken, die de onder
b behorende rechtspersoon in elk geval behoort te verrichten.
In het belang van het behoud van de werkgelegenheid van de werk
nemers met een W.S.W.-dienstbetrekking en ter vermijding van
een lange beroepsprocedure, waarvan de uitslag onzeker is en
in het licht van de ophanden zijnde wetswijziging, hebben wij
gemeend toch met de rijksconsulent onderhandelingen te moeten
voeren over, de vergoedingvoor bestaande werkzaamheden van
W.S.W.-ers bij gemeentelijke werkobjecten.