3 bijl. nr. 157
Sociale aspecten, de historisch gegroeide situatie, alsmede
de budgettaire positie en het meerjarenperspectief van de ge
meente hebben bij de onderhandelingen een rol gespeeld. Met
betrekking tot nieuwe essentiële werkobjecten hebben wij ons op
het standpunt gesteld dat hiervoor een adequate vergoeding zal
moeten worden betaald.
Aanvankelijk is het overleg met de rijksconsulent op ambtelijk
niveau gevoerd wat tot het volgende resultaat heeft geleid:
a. ingaande 1 januari 1979 een vergoeding te geven van 1,
per productief manuur op basis van 50% additioneel van
144.000 prod, manuren (openluchtobjecten), zijnde 72.000,
b. de vergoeding voor het jaar 1980 inclusief detacheringen
bij de gemeentelijke instellingen vast te stellen op
135.000,
c. de vergoeding voor 1981 vast te stellen op een bedrag van
185.000,
d. de groei van het onder e genoemde bedrag ingaande 1 januari
1982 te bepalen op 10% van dat bedrag boven de normale ge
raamde loon- en prijsstijging in de begroting;
e. het voorbehoud te maken, dat overleg opnieuw mogelijk is,
indien de financiële teruggang c.q. groei van de gemeente
lijke financiën zulks vordert.
Wij hebben gemeend met dit overlegresultaat akkoord te moeten
gaan en hebben dit aan de rijksconsulent medegedeeld.
In antwoord hierop heeft de rijksconsulent schriftelijk beves
tigd met het resultaat tot en met 1982 akkoord te gaan en boven
genoemde vergoedingen te beschouwen als aanzetten tot een ade
quaat vergoedingsniveau.
Voor 1983 en volgende jaren acht hij de vergoedingsmethodiek
onder verwijzing naar de circulaire van de staatssecretaris
van 24 juni 1981 uitgebracht i.v.m. de wet van 14 mei 1981 tot
wijziging van de Wet sociale werkvoorziening (in werking getre
den 30 juni 1981) (ligt ter visie) niet meer in overeenstemming
met het daarin gestelde. Dit impliceert dat hij van oordeel
is dat ten aanzien van de bestaande werkzaamheden in W.S.W.-
verband, die vallen te rekenen tot taken die de opdrachtgevende
publiekrechtelijke rechtspersoon in ieder geval behoort te ver
richten, de vergoeding geleidelijk, zij het binnen een redelijke
termijn, tot een aanvaardbaar niveau moet worden verhoogd.
In reactie hierop hebben wij ons op het standpunt gesteld dat
ons college geen mogelijkheid ziet, gelet op de gemaakte afspra
ken, die tot en met 1985 zijn verwerkt in het meerjarenbeeld
terug te komen.
Op basis van dit uitgangspunt zijn wij voornemens over de ver
goeding voor 1983 en volgende jaren verder met de rijksconsulent
overleg te voeren.
Gelet op het feit dat het bereikte compromis een billijke en
acceptabele zaak is, mede gelet op wat reeds bij andere werkvoor
zieningschappen wordt betaald, stellen wij U voor met het onder
handelingsresultaat met betrekking tot de betaling van W.S.W.-
werkzaamheden t.b.v. de gemeente in te stemmen.
Wij stellen U voor hiervoor de benodigde gelden beschikbaar
te stellen t.w. voor 1979 72.000,1980 135.000,1981
185.000,— en 1982 217.000