bij bijlage nr. 161 I
- 5 -
3. De adviesraad stelt met inachtneming-van het bepaalde in
deze verordening een zodanig rooster vast met betrekking
tot het aftreden van de leden en de plaatsvervangende leden,
dat
a. in de eerste twee jaren van een zittingsperiode geen
lid of plaatsvervangend lid aftredend zal zijn;
b. in het derde tot en met het vijfde jaar van een zit
tingsperiode jaarlijks ten minste twee en maximaal
drie leden en plaatsvervangende leden aftredend zullen
zijn;
c. in hetzelfde jaar niet het lid aftredend zal zijn, dat
tevens als voorzitter of als secretaris is aangewezen.
4. De adviesraad brengt het in het vorige .lid bedoelde rooster,
alsmede wijzigingen hiervan, schriftelijk ter kennis van
burgemeester en wethouders, die een zodanige ontvangst binnen
één maand schriftelijk bevestigen.
5. De aftredende leden en plaatsvervangende leden zijn éénmaal
onmiddellijk herbenoembaar.
6. Degene die ter vervulling van een tussentijds opengevallen
plaats tot lid of tot plaatsvervangend lid wordt benoemd
treedt af op het tijdstip, waarop degene in wiens plaats
hij is benoemd, zou zijn afgetreden en is éénmaal onmiddel
lijk herbenoembaar.
7. De voorzitter of de secretaris die ophoudt lid van de advies
raad te zijn houdt tevens op voorzitter of secretaris van
de adviesraad te zijn.
8. Een lid of een plaatsvervangend lid kan te allen tijde tussen
tijds ontslag vragen.- Het lid of het plaatsvervangend lid
aan wie op zijn verzoek tussentijds ontslag is verleend
blijft als lid of als plaatsvervangend lid deel uitmaken
van de adviesraad totdat de opvolger de benoeming heeft
aanvaard
9. De raad kan te allen tijde tussentijds aan een lid of een
plaatsvervangend lid, anders dan op eigen verzoek, ontslag
verlenen ter benoeming van een ander lid of plaatsvervangend
lid. Het besluit tot het verlenen van ontslag is met redenen
omkleed
10. Naast ontslag of beëindiging van het lidmaatschap ten gevol
ge van overlijden eindigt het lidmaatschap van de adviesraad
tevens op de dag waarop het betreffende lid of plaatsvervangend
lid:
a. een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking heeft
aanvaard, genoemd in artikel 4, derde lid
b. niet meer woonachtig is in de wijk Hoge Vucht of in
één van de buurten, genoemd in artikel 5, zevende lid,
onder a. tot en met e.;