bijl.nr. 202
ANTWOORD
1. De strekking van de motie was dat, indien de deel
nemende gemeenten van het woonwagenschap niet binnen
6 maanden de gewijzigde gemeenschappelijke regeling
zouden aannemen, aan de overheid gevraagd zou worden
deze regeling op te laten leggen. Wanneer dit niet
zou leiden tot het aannemen van de gewijzigde regeling,
zou de gemeente Breda uit de gemeenschappelijke rege
ling treden.
De gewijzigde regeling is inmiddels aangenomen en op
3 januari 1978 in de Nederlandse Staatscourant afgekon
digd. Voor het aannemen van de regeling hoeven geen
verdere stappen ondernomen te worden.
2. Ja. De gewijzigde gemeenschappelijke regeling is door
de deelnemende gemeenten aangenomen. Indien met deze
vraag bedoeld wordt of de toepassing van de gewijzigde
regeling, nlde decentralisatie, voldoende resultaat
heeft opgeleverd, kan gezegd worden da~ de totstand
koming van nieuwe standplaatsen tot nu toe in het ge
bied van het woonwagenschap, inclusief de gemeente
Breda, traag verloopt en achterblijft bij de verwach
tingen. Hiervoor zijn twee oorzaken aan te wijzen.
Hoewei wij de overgang van-de zorg voor de huisvesting
van woonwagenbewoners van het ministerie van cultuur,
recreatie en maatschappelijk werk naar het ministerie
van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening toejuichen,
heeft deze overgang een vertragend aspect. Door het
ministerie van c.r.m. goedgekeurde locaties worden
nu door het ministerie van v.r.o. op de economische
haalbaarheid getoetst.
Daarnaast nemen de procedures volgens de Wet ruimte
lijke ordening, die gevolgd moeten worden om locaties
te kunnen realiseren, veel tijd in beslag.
Er zijn nu goede afspraken gemaakt op provinciaal niveau
om de procedures te versnellen.
-2-