bijl.nr. 202
Het inrichten van nieuwe standplaatsen in Breda is
ook vertraagd door de onzekerheid over het aantal
standplaatsen dat op Driekoningenoord zou mogen blijven
en over het maximale aantal standplaatsen per locatie
in het algemeen.
Over deze zaken is nu duidelijkheid.
De deelnemende gemeenten hebben hun eigen verantwoorde
lijkheid ten aanzien van het inrichten van standplaatsen
ook de gemeente Breda.
De gemeente Breda heeft weliswaar nog geen definitieve
standplaatsen ingericht, maar heeft door het inrichten
van twee tijdelijke centra een bijdrage geleverd aan
de positieve beeldvorming bij de huisbewoners ten aan
zien van woonwagenstandplaatsen en de verlichting van
de druk op Driekoningenoord.
Vraag 2 hoeft niet ontkennend beantwoord te worden.
Uit de notulen van lö september 1976, agendapunt 29,
blijkt dat de binnengemeentelijke decentralisatie af
hangt van het aantal standplaatsen dat op Driekoningen
oord mag blijven staan. Het college heeft in dit ver
band opgemerkt dat er in Breda meer dan één centrum
moet komen indien het maximaal toegestane aantal stand
plaatsen minder is dan het aantal waarvoor Breda moet
zorgen. De verantwoordelijkheid die de andere gemeenten
moeten dragen geldt ook voor Breda.
Het college voert nu op dit punt het programakkoord
uit, waarin staat dat het woonwagencentrum in Breda
wordt opgesplitst in kleinere centra. Tijdens de raads
vergadering van 24 april 1979 heeft de raad ingestemd
met het begin van de binnengemeentelijke decentrali
satie door in te stemmen met de aanwijzing van een
locatie van 30 standplaatsen of twee van 15 standplaat
sen in de Haagse Beemden.
-3-