bijl.nr. 202 4. Zoals uit 'net vorenstaande blijkt is er geen koerswij ziging. Tijdens de raadsvergadering van 24 april 1979 heeft de raad besloten dat de gemeente Breda zich niet aan haar verantwoordelijkheid zal onttrekken ten aan zien van het aantal standplaatsen in Breda. Indien het aantal wagens toeneemt komt Breda als eerste in aanmerking om de benodigde uitbreiding van standplaatsen te realiseren, omdat Breda, uitgaande van de spreidings norm na realisering van het spreidingsplan minder stand plaatsen heeft dan op grond van deze norm toegerekend kunnen worden. De prognoses voor de aanwas van de woonwagenbevolking zijn te laag gebleken. Bovendien is in de gemeenschappelijke regeling tot 1984 vooruitberekendterwijl nu in verband met de vertraagde uitvoering van de decentralisatie tot 1990 gerekend wordt. Het college heeft met het programakkoord en het raads besluit van april 1979 gewerkt aan het aandeel van de gemeente Breda in de decentralisatie van het regio nale centrum. Het college zal met nadere raadsvoorstel len komen over het aantal standplaatsen in Breda in het licht van het provinciaal'woonwagenplanwaar Breda voor 115 plaatsen genoteerd staat. 5. Zie antwoord vraag 4. 5. Zie antwoord vraag 4. 7. Het maximum van 115 komt voort uit een raming van de natuurlijke groei tot 1990, zoals neergelegd in het provinciaal woonwagenplan Noord-Brabant. Het is mogelijk dat de natuurlijke groei groter is dan geraamd is. Ook na 1990 zal er natuurlijke groei zijn; cijfers zullen in de toekomst bijgesteld moeten worden _4-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1982 | | pagina 895