bijl.nr. 217
Naast aandacht voor de handhaving en ontwikkeling van
concrete recreatievoorzieningen ligt in deze zones
in het stedelijk kerngebied ook de nadruk op het bevor
deren van het recreatief medegebruik samen met landbouw,
bosbouw en andere functies. De belangrijkste zones
liggen tussen Oosterhout en Dongemond, tussen Breda
en Oosterhout, tussen Etten-Leur en Breda, aan de zuid
rand van Breda en aan de oostkant van Breda;
2. ontwikkeling van steunpunten voor de kleine watersport
in de Leursche haven, de Bredase singels, de Haagse
Beemden en het Wilhelminakanaal in Oosterhout.;
3. verspreid in het stedelijk kerngebied verruiming van
de mogelijkheden voor de hengelsport;
4. handhaven van de regionale betekenis van de openlucht-
baden De Warande en Wolfslaar als dagrecreatieve con
centratiepunten met een hoog voorzieningenniveau, ont
wikkeling van de Galderse Meren en mogelijk van Surae
tot strandbaden van regionale betekenis met een rela
tief beperkt voorzieningenniveau en ontwikkeling van
de Asterdplas in de Haagse Beemden tot dagrecreatief
concentratiepunt met een bovenwijkse betekenis;
5. mogelijke ontwikkeling van verblijfsrecreatie bij Surae
en Wolfslaar.
Het beleidsprogramma
In het beleidsprogramma (als sluitstuk van het basisplan)
worden alle op dit moment te voorziene activiteiten weer
gegeven die moeten leiden tot realisering van het beleid,
zoals dit in het basisplan wordt voorgelegd. Voor een be
langrijk deel passen de activiteiten binnen de door het
ministerie van C.R.M. ingestelde Planningprocedure Openlucht
recreatie (P.P.O.). C.R.M. beoogt met de P.P.O. te bereiken
dat een totaalbeeld van het beleid voor de openluchtrecrea
tie in een bepaalde regio wordt ontwikkeld. Als stimulans
hiertoe hanteert C.R.M. de stelregel dat het opstellen en
uitvoeren van recreatieplannen met een bovenlocaal karakter
alleen op subsidie van C.R.M. kan rekenen, indien een en
ander gebeurd binnen de P.P.O.
Het basisplan Openluchtrecreatie is de eerste stap in de
P.P.O. Het thans voorliggende basisplan is daarmee het kader
waarbinnen vervolgactiviteiten moeten passen, willen die
activiteiten voor subsidie van C.R.M. in P.P.O.-verband in
aanmerking komen. Aan subsidieverlening stelt C.R.M. overigens
ook als voorwaarde, dat de opsteller van het basisplan, in
dit geval het stadsgewest, het subsidieverzoek indient en
ondersteunt
Dit betekent niet dat het stadsgewest alle plannen ook zelf
moet ontwikkelen. Slechts wanneer het gaat om plannen die
een groot gedeelte van het gewest betreffen, kan het voor
de hand liggen dat het stadsgewest het initiatief neemt tot
de planopstelling.
In andere gevallen moet het initiatief bij de gemeenten liggen.
Bij de uitvoering van de recreatievoorzieningen en het beheer
van objecten heeft het stadsgewest zelfs in het geheel geen
actieve taak.