bijlagenr. 245 Voor de bepaling welke politiefunctionaris het meest in aanmerking komt is tevens van betekenis de vraag of hij of zij de behandeling van het aangemelde feit kan blijven verzorgen. Ofschoon in de bezetting van de kinder- en zedenpolitie thans geen vrouw is opgenomen, zal desgevraagd een vrouwelijke politiefunctio naris ter beschikking zijn. Een en ander leidt tot de conclusie, dat het niet noodzakelijk is een vrouwelijke agent in de bezetting van de afdeling kinder- en zedenpolitie op te nemen. Overigens zij opgemerkt, dat de overplaatsing van de tot nu toe bij de kinder- en zedenpolitie functionerende vrouw te maken heeft met het voor iedere politiefunctionaris te hanteren "horizontale" opleidingssysteem Ad 3. Een en ander is afhankelijk van de zich voordoende opleidings- en plaatsingsmogelijkheden, alsmede van de wens van vrouwelijke po litiefunctionarissen om bij deze afdeling geplaatst te worden. Ad 4. In het algemeen zal desgevraagd een vrouwelijke politiefunctionaris op zo kort mogelijke termijn beschikbaar zijn. VRAAG (gesteld d.d. 1-2-1983 ing. art. 48, 2e lid, R.v.O.) Mw. Pijkzeul en mw. Paulussen 1. Als je je in een bejaardentehuis als mondig mens gedraagt, kom je dan onherroepelijk met het bestuur in botsing? 2. Laat deze situatie overduidelijk zien hoe moeilijk of onmogelijk het systeem van de bejaardentehuizen is? 3. Hoe denken besturen, directies, bewonerscommissies bejaarenoor- den, het gecoördineerd bejaardenwerk en de indicatiecommissie hierover? Zou het geen aanbeveling verdienen deze zaken eens te bespreken met vertegenwoordigers van de Bredase bejaardente huizen, vertegenwoordigers van bewonerscommissies en de bonden van ouderen? ANTWOORD Ad 1 De vraagstelling is, zoals uit de onderhavige brief blijkt, ge baseerd op een individueel voorval waarvan d.d. 19 en 20 januari 1983 het dagblad De Stem melding maakte.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 1017