bijlagenr. 254
2. een model waarbij slechts de dienst beplantingen en het ver
voerbedrijf zijn te zamen gebracht; het bureau milieuhy
giëne, uitgebreid met het bureau milieuzaken van de afde
ling bestuur en kabinet ter secretarie, blijft een onderdeel
van de dienst van openbare werken;
3. een model waarbij de dienst beplantingen, het vervoerbe
drijf, het bureau milieuhygiëne van openbare werken en het
bureau milieuzaken van de secretarie te zamen worden ge
bracht in één milieudienst;
4. een model waarbij aan het model onder 3.genoemd het gehele
energie- en waterbedrijf is toegevoegd;
5. een model waarbij aan het model onder 3 genoemd een eenheid
wordt toegevoegd welke wordt belast met de coördinatie in
zake het energie- en grondstoffenbeheer.
De discussie binnen de projectgroep, binnen de m.c.'s van de be
trokken diensten en bedrijven en binnen het bureau milieuzaken
ter secretarie heeft zich voornamelijk toegespitst rondom de
"keuze" tussen enerzijds de modellen genoemd onder 3. en 5en
anderzijds het model onder 2. genoemd.
De belangrijkste argumenten vóór de keuze van het model
onder 2. genoemd is dat de z.g. desintegratie-effeeten in ver
gelijking met de keuze vóór model 3- of 5. kleiner zijn.
Het eindresultaat van de discussie m.b.t. de keuze van het or-
ganisatie(streef)model ten behoeve van verdere uitwerking is
als volgt:
- de meerderheid van de leden van de projectgroep gaat akkoord
met nadere uitwerking van de modellen onder 3. en 5. genoemd,
mits voldaan wordt aan nog nader te noemen voorwaarden;
- de m.c. van de secretarie gaat akkoord met het rapport van
IME-consult waarin door IME geadviseerd wordt de modellen
onder 3- en 5. genoemd nader uit te werken;
- de m.c. van de dienst van openbare werken evenals de afdeling
bestuur en kabinet ter secretarie opteert voor het model
onder 2. genoemd;
- de m.c. van de dienst beplantingen en die van het vervoerbe
drijf gaan akkoord met de nadere uitwerking van het model
genoemd onder 3- dan wel 5. mits aan bepaalde voorwaarden
wordt voldaan.
De belangrijkste argumenten voor de keuze van het model onder
3. of 5. genoemd zijn:
- duidelijke herkenbaarheid en slagvaardigheid van het milieu
beleid;
- een goede waarborg voor de coördinatie van samenhangende acti
viteiten m.b.t. het milieubeleid.
Dit niettegenstaande de meerdere desintegratie-effectenwelke
d.m.v. o.a. personeelstrainingsprogramma's en het maken van
goede werkafspraken moeten worden bestreden.
- 5 -