bijl.nr. 299 Bij deze berekeningen is uitgegaan van een op dit moment en bij onveranderde omstandigheden reëel aantal te verstrekken leningen(+ 300 De doelgroep van de "nieuwe" kredieten is daarbij beperkt tot die groep van Bredase personen van wie het inkomen zich beweegt rond de bijstandsnorm. Het is noodzakelijk op te merken, dat dit aantal niet of nauwe lijks beheersbaar is op grond van het feit dat inkomens (meer) onder druk komen te staan. Er zal naar verwachting een autonome stijging van het aantal potentiële cliënten plaatsvinden, als gevolg waarvan de struc turele tekorten in de gegeven alternatieve situaties alleen nog maar zullen toenemen. Het zal Uw raad duidelijk zijn dat het uit economische overwe gingen niet langer verantwoord is de kredietbank in enigerlei vorm nog langer in stand te houden. Wij stellen U voor om tot opheffing van de kredietbank te be sluiten Dit geldt te meer, daar gebleken is, dat aan betrokken perso nen, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, op grond van artikel 4 van de Algemene bijstandswet een geldle ning kan worden verstrekt. De extra kosten welke voortvloeien uit de 10% gemeentelijke bijdrage in de kosten van leenbijstand alsmede de extra per soneels- en overige kosten kunnen worden bestreden uit de structurele ruimte ad f 76.200,-- welke vrijvalt bij opheffing van de kredietbank. Gesteld kan worden dat de oplossing voor de probleemgevallen via A.B.W.-geldleningen als zodanig in de toekomst zeker niet zal leiden tot autonome kostenstijgingen; ook deze leningen worden, inclusief het gemeentelijk aandeel van 10%, regelmatig afge lost, waardoor dit gemeentelijk aandeel stabiliseert. Voorts kan worden gesteld dat de mogelijkheden in het kader van de Algemene bijstandswet (A.B.W.) zodanig zijn dat in ieder ge val personen met minimuminkomens nu en in de toekomst geholpen zullen kunnen worden. Hierbij dient opgemerkt te worden dat men van deze mogelijkhe den gebruik kan maken, indien: a. de voorliggende voorzieningen zijn uitgeput, dat wil zeggen beroep op de aanwezige normale kredietverlenende instanties niet mogelijk is; b. de geldlening betrekking heeft op duurzame gebruiksgoederen; c. de gebruiksgoederen geacht kunnen worden te behoren tot de noodzakelijke kosten van het bestaan als bedoeld in artikel 1 van de Algemene bijstandswet; d. men voor de te maken kosten niet heeft kunnen reserveren. - 3 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 1295