bijl.nr. 332 a. de centrale bushalte is gesitueerd vlak naast het hoge P.T.T.- kantoor. Naast zo'n hoog gebouw vertoont de wind wervelingen. De zonnewarmte heeft ter plaatse weinig effect; b. de lengterichting van de halte is nagenoeg in de oost-west richting gesitueerd. Als gevolg van de geringe perronbreedte konden slechts ondiepe abri's worden gemaakt, die bij de overheersende westenwind slechts beperkte bescherming bieden; c. de perronoverkapping is met het oog op de hoogte van de bus sen vrij hoog, zodat de wind wat meer vrij spel heeft; d. om de in de binnenstad toegepaste lijnverknoping volledig tot zijn recht te laten komen moet aan beide zijden van het perron kunnen worden opgestapt. Het oversteken van het perron moet dan ook vlot en ongehinderd kunnen geschieden. Dit houdt een beperking van de beschuttende elementen in; e. met het oog op een mogelijke opeenhoping van vuil en vocht is bij het ontwerp bewust gekozen voor een open opbouw aan de onderzijde. 1. Wordt door het college de klachten over koude en tocht bij de centrale bushalte onderkend en onderschreven? ANTWOORD De klachten worden door ons college onderschreven. 2. Zo ja, welke maatregelen kunt U alsnog nemen om de klachten te verhelpen? ANTWOORD De enige maatregel, die genomen kan worden om de tochtverschijn selen tot een minimum te beperken, is gelegen in het dichtmaken van de wanden van de abri tot onder toe, waarbij er rekening mee moet worden gehouden, dat de constructie enigszins vrij zal moeten blijven van de bestrating. Aangezien de hierboven onder a tot en met d vermelde omstandig heden gelijk blijven zullen de tochtverschijnselen hiermede niet volledig opgelost zijn, maar - zoals eerder gesteld - afdoende maatregelen kunnen niet worden getroffen. -16-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 1417