gemeente Breda
n]\>x</[ri
bij bijlage nr.333
De raad der gemeente Breda;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;
gelet op de artikelen 272, letter a en 273 van de gemeentewet,
alsmede op het besluit gemeentelijke onroerend-goedbelastingen;
besluit
vast te stellen de volgende verordening: verordening op de
heffing van de onroerend-goedbelastingen.
I Artikel 1
Voorwerp
van de be
lastingen
belastbaar
feit: be
lasting
plicht
1Ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerend
goed worden onder de naam "onroerend-goedbelas-
ting" jaarlijks geheven:
a. een directe belasting van degene, die - naar
de omstandigheden beoordeeld - bij het begin
van het belastingjaar een onroerend goed al
dan niet krachtens een zakelijk recht of per
soonlijk recht feitelijk gebruikt;
b. een directe belasting van degene, die bij het
begin van het belastingjaar van een onroerend
goed het genot heeft krachtens zakelijk recht.
2. Voor de toepassing van het eerste lid, letter a.
wordt
a. gebruik door de leden van een huishouden aan
gemerkt als gebruik door het hoofd van dat
huishouden
b. gebruik door degene aan wie het gebruik van
een gedeelte van een onroerend goed is afge
staan, aangemerkt als gebruik door degene, die
dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan;
c. ingeval van verschillende soorten feitelijk ge
bruik alleen het belangrijkste in aanmerking
genomen
3. Voor de toepassing van het eerste lid, letter b.
wordt als genothebbende krachtens zakelijk recht
aangemerkt hij die bij het begin van het belas
tingjaar als zodanig bij het kadaster bekend
staat, tenzij blijkt dat op dat tijdstip een an
der genothebbende krachtens zakelijk recht was.