- 4 - bij bijlage nr. 333 4. Indien van een onroerend goed, als bedoeld onder letter a, sub 3, 4 en 5 van artikel 3, niet een zelfstandige waarde in het economische verkeer kan worden vastgesteld, wordt die waarde gesteld op een evenredig deel van de waarde in het econo mische verkeer dan wel de gecorrigeerde ver vangingswaarde van het eigendom waarvan het deel uitmaakt 5. Bij de toepassing van de leden 1 tot en met 3 blijft buiten aanmerking de waarde van tot het onroerende goed behorende, daaraan al dan niet aard- of nagelvast verbonden werktuigen welke verwijderd kunnen worden met behoud van hun waarde als zodanig en niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken. 6. Bij toepassing van de leden 1 tot en met 3 blijft buiten aanmerking de invloed welke de bouw of verbouwing van een gebouwd eigendom heeft op de waarde in het economische verkeer van het onroe rende goed, zolang die bouw of die verbouwing nog niet is voltooid of geen voltooiingsverklaring is afgegeven, dan wel zolang dat gebouwde eigendom nog niet gereed is gekomen voor feitelijk gebruik overeenkomstig de bestemming die met de bouw of verbouwing wordt beoogd. 7. Indien met betrekking tot een onroerend goed de bouw of de verbouwing van een gebouwd eigendom nog niet is voltooid, doch wel zover is gevorderd dat een gedeelte daarvan in feitelijk gebruik kan worden genomen overeenkomstig de bestemming die met die bouw of die verbouwing voor het gehele gebouwde eigendom wordt beoogd, wordt bij het vaststellen van de heffingsgrondslag de invloed welke die bouw of die verbouwing heeft op de waarde in het economische verkeer voor dat onroerende goed in aanmerking genomen, voor zover deze kan worden toegeschreven aan het voor feite lijk gebruik gereedgekomen gedeelte. Voor zoveel nodig is voor de waardering van even- bedoeld gedeelte het vierde lid van overeen komstige toepassing, met dien verstande dat voor de in dat lid bedoelde waarde in het economische verkeer van het eigendom in de plaats treedt de onderstelde waarde in het economische verkeer welke aan het gebouwde eigendom zou moeten worden toegekend, indien de bouw of de verbouwing reeds geheel was voltooid. 8. Indien met betrekking tot een onroerend goed een gebouwd eigendom geheel wordt verbouwd, gepaard gaande met gedeeltelijke afbraak en met herbouw, een en ander van een zodanige omvang dat naar maatschappelijke opvatting met die verbouwing de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 1433