bijlagenr. 414
Slechts enkele varianten leveren een wijziging in het ener
getisch resultaat op. Zo ligt de energiebesparing bij variant 2
circa 43,4 miljoen m3 aardgasequivalent (a.e.) lager dan in
het basismodel.
Ook in het geval dat de ketelrendementen hoger zouden liggen
treedt er minder energiebesparing op (62,9 miljoen m3 a.e.).
Toepassing van hoog-rendements-ketels zal ook gevolgen hebben
voor de te behalen energiebesparing (101,1 miljoen m3 a.e.).
De brandstofbesparing bij toepassing van stadsverwarming kan
als volgt worden weergegeven.
Brandstofbesparing
in miljoenen in miljoenen
m3 a.e. per m3 a.e.
Model/variant jaar cumulatief
0 Basis
28,7
62,9
579,6
2. Verbeterde isolatie
26,6
62,9
536,2
3.3. Ketelrendement op
bovenwaarde
25,6
62,3
516,7
3.4. Toepassing hoger-
rendementsketel
23,4
58,9
478,5
4. Vergelijking met het KEMA-rapport van juni 1982
Ten opzichte van de evaluatie van juni 1982 zijn een aantal uit
gangspunten gewijzigd, zowel in positieve als negatieve zin.
In het oog springende veranderingen zijn onder andere de dalen
de warmtevraag, de lagere kapitaalrente en een gunstige ontwik
keling van de brandstofprijzen qua inkoop. De aarzeling om de
aardgasprijzen te verhogen is uit een oogpunt van beperking van
de woonlasten toe te juichen.
Voor de exploitatie van een stadsverwarmingsproject is de jaar
lijkse aardgasprijs-verhoging - gegeven de uitgangspunten - on
ontbeerlijk, tenzij op andere wijze een acceptabele bruto-marge
kan worden verkregen.
Een vergelijking van de uitgangspunten treft U als bijlage
aan. In het algemeen geldt, dat de financieel-economische resul
taten ten opzichte van juni 1982 minder positief uitkomen.
- 5 -