bijl.nr. 429
6Bestrijding vandalisme (vernielingen schoolgebouwen van
buitenaf)
In onze notitie schreven wij dat een afdoende beveiliging
van de schoolgebouwen tegen vernielingen van buitenaf niet
is te bereiken en dat - wil er sprake zijn van enig resul
taat - de bestrijding van het vandalisme gericht moet zijn
op een mentaliteitsbeïnvloeding van de jeugd.
Voorts schreven wij dat het in het voornemen lag ons daarbij
te richten op de schoolgaande jeugd en wel in eerste
instantie tot de leerlingen van het vijfde en zesde leerjaar
van het lager onderwijs.
Wij zijn er ons terdege van bewust dat de bestrijding van
het vandalisme een totaal-aanpak vergt, toch wensen wij op
korte termijn in een experimentele fase met als speerpunt
bovenbedoelde jeugd, buurtsgewijs te starten met de
beteugeling van de zinloze vernielingen.
Met de ervaringen opgedaan uit dit experiment willen wij
geleidelijk komen tot de zo gewenste totaal-aanpak.
In dit kader mag binnen afzienbare tijd de instelling van de
aangekondigde voorlopige werkgroep tegemoet worden gezien.
Ter zake is reeds het nodige voorbereidende werk verricht.
De bestrijding van het vandalisme zal onze blijvende
aandacht opeisen.
Hiervoren hebben wij de concretisering weergegeven van de
aanbevelingen uit de notitie over de beveiliging van de school
gebouwen
Wij mogen hieraan nog het navolgen toevoegen.
Het invoeren van een "eigen-risico" bij vernielingen
Het herstel van vernielingen wordt in de onderwijsprocedures
aangemerkt als buitengewoon onderhoud, voor de kosten
waarvan de besturen met recht een beroep kunnen doen op
toepassing van het gestelde in artikel 50 Kleuteronderwijs-
wet, juncto art. 72 der Lager-onderwijswet 1920.
Nu is in de praktijk de grens tussen het normale onderhoud
(waarvan de besturen de kosten moeten bestrijden uit de
jaarlijkse exploitatiekostenvergoeding) en het buitengewone
onderhoud moeilijk scherp te trekken.
Tot op heden heeft, wanneer het herstel van vernielingen
betrof, een milde toetsing van die grens tussen normaal en
buitengewoon herstel plaatsgehad.
Een scherpere toetsing zou naar onze opvatting zeker op zijn
plaats zijn, maar er valt in de praktijk een zodanige
verwevenheid te constateren dat het scherper vaststellen van
die lijnen welhaast immer arbitrair zal zijn.