bijl.nr. 433
Uit de verstrekte gegevens, het daarover gevoerde overleg en
de uitspraak van de Raad van Arbitrage zou geconcludeerd
kunnen worden, dat het totaal van de schade een bedrag beloopt
van -inclusief rente- ongeveer 6 miljEen globale
specificatie van evengenoemd bedrag treft U aan in de bijlage,
welke wij -vertrouwelijk- voor U ter visie hebben gelegd.
Wij tekenen hierbij, ter voorkoming van mogelijke misverstanden,
uitdrukkelijk aan dat wij met de verstrekking van vorenstaande
gegevens niet te kennen geven, met die gegevens in te stemmen
dan wel als schade-elementen te aanvaarden.
In het bestuurlijk overleg met de corporatie is van die zijde
gesteld, dat een minnelijke oplossing van die aard zou moeten
zijn, dat de vermogenspositie van de corporatie niet zou worden
aangetast. Daarbij is tevens opgemerkt, dat een voorbehoud ten
aanzien van een minnelijke oplossing zou moeten worden gemaakt,
inhoudende dat een dergelijke regeling toestemming vanwege het
ministerie zou behoeven: indien in het kader van een eventuele
minnelijke schikking een bedrag zou kunnen worden gevonden dat
(veel) minder is dan de door de corporatie geleden schade, dan
is een harde onderbouwing essentieel.
Van de zijde van de gemeente is -naast het effectueren van
enkele schadebeperkende maatregelen (waarover hieronder nog
nader)- als bijdrage aan een mogelijke oplossing aangeboden,
dat aansluiting wordt gezocht bij de situatie welke in november
1979 bestond. In het toen gevoerde overleg is de mogelijke
overdracht van het vrije sector-deel uit het totale bouwplan
door de Stichting Brebo aan Wilma B.V. niet geëffectueerd kunnen
worden omdat voor de stichting (en gezien de financiële samenhang
tussen stichting en woningbouwvereniging ook voor de laatste)
het nadelig verschil -dat alnaargelang de feitelijke situatie
plm. 600.000 dan wel plm. 800.000 zou bedragen- niet
aanvaardbaar was. Wij merken hierbij op, dat indien de bedoelde
transactie -met acceptatie van dat verlies- zou hebben plaats
gehad, het totale verlies uit de gehele "Brebo-affairetot
maximaal 800.000 beperkt zou zijn gebleven, terwijl daarnaast
het oorspronkelijke bouwplan (met wellicht enkele wijzigingen
van ondergeschikte aard) zou zijn uitgevoerd zonder verdere
risico's voor woningbouwvereniging of stichting, terwijl het