"bijl. nr. 46 - 2 - Deze complexen kunnen met ingang van 1 januari 1983 als één belastingobject worden aangemerkt. Aan een tot heden hierover bestaande onduidelijkheid is door deze nieuwe tekst een einde gekomen. Wijziging artikel 4 Door de wijziging van artikel 3> waarnaar het tweede lid van artikel 4 verwijst, moet dit artikel eveneens worden aangepast. Wijziging artikel 7 Vanaf de invoering van de onroerend-goedbelastingen is wegens een "ongebouwd eigendom" geen belasting geheven. Voor zover het ongebouwd eigendom aan een gebouwd eigendom aanhorig is, wordt deze aanhorigheid wel als een belastingobject aangemerkt. Artikel 273 van de gemeentewet ontneemt de mogelijkheid deze belastingen te heffen van ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond. De ongebouwde eigendommen waarvan deze belastingen wel geheven zouden kunnen worden zouden een opbrengst opleveren welke de perceptiekosten nauwelijks zou overtreffen. De nieuwe redactie van artikel 3 bepaalt dat een ongebouwd eigendom als een belastingobject wordt aangemerkt. Ter continuering van het tot heden gevoerde beleid is artikel 7 van de verordening aangevuld met een vrijstelling van deze onge bouwde eigendommen. Naast de aanpassingen naar aanleiding van de wijziging van het besluit gemeentelijke onroerend-goedbelastingen dient tevens artikel 5 aangepast te worden. In artikel 5 van de vigerende verordening is bepaald dat de heffingsgrondslag wordt vastgesteld naar de toestand op 1 januari 1979. Door het ministerie van binnenlandse zaken wordt, ter bevordering van de rechtszekerheid van de belastingplich tigen, aangedrongen in dit artikel ook aan te geven voor welk tijdvak deze heffingsgrondslag geldt. De heffingsgrondslag kan op grond van artikel 3 van het besluit gemeentelijke onroerend-goedbelastingen worden vastgesteld naar de toestand bij het begin van het belastingjaar dan wel naar de toestand op een bij de belastingverordening te bepalen, ten hoogste 5 jaren eerder vallend tijdstip. Op grond van deze bepaling kan de peildatum 1 januari 1979 worden gebruikt voor de belastingjaren 1983 en 1984. Artikel 5 van de verordening is in het hierbijgevoegde ontwerp-besluit dienovereenkomstig aangevuld. Bij circulaire van het ministerie van binnenlandse zaken van 2 augustus 1979 nr. Fb.79-U455 is gesteld dat het vaststellen van belastingverordeningen met terugwerkende kracht in het algemeen niet mogelijk is. In uitzonderlijke gevallen, indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen en indien de rechtszekerheid wordt bevor derd, wordt van dit standpunt afgeweken. Omdat de nieuwe redactie de rechtszekerheid van de belasting plichtigen aanvult en verbetert kan naar onze mening de wijzi gingsverordening per 1 januari 1983 in werking treden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 212