bijl. nr. 58 Bij hebben kort na bedoelde dramatische gebeurtenis besloten om - hoe dan ook - een controle te doen uitvoeren op de na leving van de brandveiligheidseisen in alle in deze gemeente gevestigde niet-winst-beogende bejaardenoorden en hebben hierover het provinciaal bestuur geïnformeerd. Ten behoeve van dit onderzoek hebben wij op 13 oktober 1981 een prioriteitenlijst van de te onderzoeken bejaardenoorden vastgesteld. Dit onderzoek is om twee redenen tot nu toe onvoldoende op gang gekomen. In de eerste plaats kampt de afdeling preventie van de gemeentelijke brandweer met een personeelstekort Daarnaast ontbreken er thans bruikbare richtlijnen (criteria) waaraan de brandveiligheidssituatie in bestaande bejaarden oorden kan worden getoetst. Het opstellen van dergelijke richtlijnen is blijkbaar op de ministeries van binnenlandse zaken en welzijn, volksgezondheid en cultuur nog niet afge rond. Zowel door het genoemd provinciaal bestuur als door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en ons college is er bij de betrokken bewindslieden met nadruk op aangedrongen deze richtlijnen spoedig te publiceren. Ad 3 Gelet op het antwoord op vraag 2 zal het U duidelijk zijn, dat deze vraag thans niet in concreto is te beantwoorden. Ad 4 Wij achten het ook dringend gewenst, dat door middel van een wijziging van de Wet op de bejaardenoorden duidelijkheid wordt geschapen over de vraag bij wie uiteindelijk de bestuur lijke verantwoordelijkheid voor de brandveiligheid van bejaar denoorden berust. Wij hebben de toenmalige hierbij betrokken bewindslieden verzocht om hierover uitsluitsel te bieden. Uit de beantwoor ding van daarover door een lid van de Tweede Kamer gestelde vragen is ons gebleken, dat naar hun oordeel "de algemene verantwoordelijkheid van de gemeentebesturen voor de brand veiligheid in hun gemeenten, mede de verantwoordelijkheid voor de brandveiligheid in bejaardenoorden dient te om vatten" -22-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 275