apparaat zullen met de nodige daadkracht gericht worden op een effectief beleven van de genoemde hoofddoelstellingen van het beleid". In de al eerder genoemde vergadering van 20 januari 1983 hebben wij U tevens in globale trekken laten zien, welke kant de veranderingen naar onze mening dienen op te gaan. In alle grotere gemeenten van Nederland, dus ook in de onze, is - binnen deze hele problematiek - de plaats van de gemeentesecretaris een zeer bijzondere. Wij zijn de mening toegedaan dat deze functionaris, uit hoofde van zijn of haar positie als tussenpersoon tussen de bestuurlijke en ambte lijke delen van de organisatie, speciaal geroepen is een leidende rol te spelen in het tot stand brengen van samenhangende, gecoördineerde en gestuurde bestuurs processen, inclusief de daarvoor nodige organisatie-opzet. Een dergelijke meer actieve rol in een nieuwe aanpak kan naar onze overtuiging vandaag de dag niet meer door één persoon ter hand worden genomen. Alle grotere gemeenten in ons land zijn ons, wat dat betreft, reeds voorgegaan. Wij hebben dan ook besloten, mede op grond van de resultaten van het denken over reorganisatie van de gemeentesecretarie tot nu toe en met inachtneming van het rapport van het Ago gisch Instituut, over te gaan tot het in het leven roepen van de functie van adjunct-gemeentesecretaris, die samen met de secretaris speciaal zal worden belast met het mede vorm geven aan de beoogde reorganisatieprocessen. Omdat zulks tot onze bevoegdheid behoort, hadden wij dit besluit kunnen doen volgen door een tweede: de benoeming door ons college van die functionaris, zonder inschakeling van Uw raad. Wij hebben dat echter om verschillende redenen niet gedaan. Wij achten het van het grootste belang dat de te benoemen adjunct-secretaris in de komende tijd kan optreden met het gezag van (toekomstig) secretaris. Dat zou kunnen doordat wij hem benoemen tot adjunct-secretaris en Uw raad hem het recht van opvolging geeft. In dat licht hebben wij de gemeentesecretaris gevraagd op welke wijze dit formeel is te regelen, waarna deze ons het "model Eindhoven" (dat inmid dels ook reeds in Nijmegen en Den Bosch blijkt te zijn toe gepast) aan de hand heeft gedaan. Op een andere wijze is het gewenste resultaat niet te bereiken. Vóór deze constructie pleiten: a. de huidige gemeentesecretaris is niet zo erg ver meer verwijderd van zijn uittreding uit de gemeentedienst. Hij heeft ons medegedeeld dat hij voornemens is ontslag te vragen uit de gemeentedienst op 1 juli 1985, als hij de thans geldende vut-leeftijd van 61 jaar zal hebben bereikt b. Uw raad heeft bij de uit de nieuwe aanpak voortvloeiende werkzaamheden een groot belang. Deze zullen een begelei ding vergen ver na 1 juli 1985. Om Uw raad ook hier meteen en ten volle bij de besluit vorming te betrekken én omwille van de broodnodige con tinuïteit zijn wij tot ons voorstel gekomen nu reeds een nieuwe gemeentesecretaris te benoemen. - 2 - bijlage nr.105

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 429