bij bijl. nr. 9 2. Bij die aanvrage moet worden overgelegd: a. een opgave, vermeldende de personalia van de leraren; b. een opgave van het aantal uren, dat per school door die leraren aan het godsdienstonderwijs werd besteed, onder vermelding tevens van de wijze waarop die besteding heeft plaatsgevonden c. een rekening en verantwoording van de gemaakte kosten over het afgelopen kalenderjaar; d. een begroting van kosten voor het eerstvolgende kalender- jaar. De sub a en b bedoelde opgaven dienen vóór de inzending door het bevoegd gezag van de desbetreffende school voor gezien en akkoord te worden getekend. 3. Desverlangd dient de instelling aan burgemeester en wethou ders of door dit college aan te wijzen ambtenaren inzage te geven van de boeken en bescheiden en voorts alle inlich tingen te verstrekken welke voor de beoordeling van de aan vrage dienstig worden geacht. Artikel 6 1Elk jaar kan op verzoek van de instelling door burgemeester en wethouders een voorschot op de tegemoetkoming worden ge geven. Dit voorschot wordt bepaald op het bedrag, waarop - volgens de gegevens naar de toestand op 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar - de tegemoetkoming vermoedelijk zal dienen te worden bepaald. 2. Het voorschot wordt aan het begin van elk kalenderjaar tel kens voor een vierde gedeelte aan de instelling uitbetaald. Artikel 7 In gevallen, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders. Artikel 8 Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 augustus 1976 en kan worden aangehaald als "Besluit tegemoetkoming beloning godsdienstleraren". Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van De raad voornoemd, voorzitter. secretaris.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 44