bijl.nr. 166 Hierbij moet de school niet worden gezien als een afzonder lijke "pedagogische provincie", maar als een instituut dat samen met de ouders werkt aan de opvoeding en ontwikkeling van de leerlingen. Het streven naar het vergroten van de kansen voor de hier bedoelde leerlingen mag zich niet beperken tot het hanteren van bepaalde didactische werkwijzen. Er zal zowel door de school als het thuismilieu gezamenlijk moeten worden gedacht en gewerkt om dit doel te bereiken. Hierbij kunnen zij geholpen worden door de instellingen die daartoe tot stand zijn gebracht. Wij willen de komende jaren, in samenspraak met de betrokkenen, scholen en instellingen, komen tot een beleid waarin meer kansen worden geboden aan deze jongeren Opzet en inhoud van het stimuleringsproject, de opvang van anderstalige leerlingen in basis- en voortgezet onderwijs, het bi-cultureel onderwijs, de integratie van kinderen uit woonwa gens, enz. zullen hierbij onderwerp zijn. (zie blauw boek). 3De_werkgelegenheid van onderwijsgevenden Een betere afstemming van het onderwijs op de leerling bete kent, soms een grondige, verandering en toename van activitei ten van leerlingen, leerkrachten, schoolleiding en vraagt om tijd en energie. Bij de huidige afname van het leerlingenaantal en de daarmee gepaard gaande inkrimping van schoolteams moet meer werk door minder mensen worden verricht. Daarnaast zien we een toenemende werkloosheid van ervaren onderwijsgevenden en abituriënten van de pedagogische academie. Gezien de rijksbegroting 1983 kan een toename van faciliteiten en uitbreiding van werkgelegenheid van deze zijde niet worden verwacht. Integendeel; arbeidsplaatsen verdwijnen en facilitei ten verminderen (vermindering boventalligen lager onderwijs, beperking stimuleringsbeleid, beperking faciliteiten culturele minderheden, remming leerlingenaantal avondscholen). Tegen de achtergrond van deze zeer tegenstrijdige ontwikkeling denken wij aan de mobilisatie van de know-how en de werkkracht van de werkzoekende onderwijsgevenden om hen, als zij dat wen sen, een zinvolle taak te geven bij de ondersteuning van het onderwijs bij bovenbeschreven processen. Op dit moment is binnen het onderwijs, de vakorganisaties en de Rijksoverheid een discussie gaande over de wenselijkheid en mogelijkheid van dit vrijwilligerswerk. De minister van onderwijs is op dit moment van mening* dat vrijwilligers geen werkzaamheden van onderwijsgevende aard mogen verrichten omdat: "Arbeid die normaliter wordt betaald in principe niet vrijwillig kan worden verricht". In overleg met de vakorganisaties wil de minister voorwaarden formuleren waar onder werkzoekenden vrijwilligerswerk kunnen verrichten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 698