aan de raad der gemeente Breda Bijlage nr. 170 SPB/8304461 Voorstel inzake de overdracht 29-3-1983 van de rioolwaterzuiverings installatie c.a. te Nieuwveer aan het Hoogheemraadschap West- Brabant Door het koninklijk besluit van 26 februari 1982 nr. 46* is er een einde gekomen aan het bestuursgeschil tussen het Hoogheem raadschap West-Brabant en de gemeente Breda inzake de over dracht van de rioolwaterzuiveringsinstallatie c.a. te Nieuw- |i veer. In genoemd koninklijk besluit zijn uitgangspunten gefor muleerd volgens welke de overdracht van de installatie dient te geschieden. Zo moet de bijschrijving van bouwrente geschieden tot de datum van gereedkomen van de verschillende onderdelen, zulks op basis van de omslagrente van de gemeente Breda en de gemiddelde rekening-courant rente voor credit saldi bij de Bank voor Neder landae Gemeenten. Vanaf de onderscheidene hiervoor genoemde data zal moeten worden afgeschreven naar de door de gemeente Breda en het Hoogheemraadschap West-Brabant overeengekomen termijnen Beide hiervoor genoemde uitgangspunten zijn ontleend aan een ambtelijke rapportage genaamd "financieel overzicht van de zuiveringstechnische werken te Nieuwveer c.a."* Dit rapport werd enige tijd voor de openbare vergadering van de afdeling geschillen van bestuur van de Raad van State, waarin het ge schil aan de orde was, door een ambtelijke vertegenwoordiger van het Hoogheemraadschap en de gemeente samengesteld. Op ver- zoek van de Raad van State is het rapport, waarin de diverse uitgangspunten van beide partijen in hun consequenties zijn doorgerekend aan de stukken toegevoegd. Bij brief van 4 november 1980 nr. F/2/13413* is dit rapport door ons nog van een nadere toelichting voorzien. De door de kroon in het koninklijk besluit vastgelegde uitgangs punten corresponderen met methode 3 van genoemd rapport, uit gaande van een overdracht per 1 januari 1975, welke datum even eens in het koninklijk besluit is bepaald. Volgens deze methode is de netto overnamesom per 1 januari 1975 daardoor vastgesteld op afgerond f 21.489.900, Voor dit bedrag zal de gemeente aan het Hoogheemraadschap een 25-jarige fictieve lening verstrekken. Hoewel er ook verschil van mening bestond ten aanzien van het voor deze lening te hanteren rentepercentage is het koninklijk besluit op dit punt niet geheel duidelijk, althans voor meerdere uitleg vatbaar.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1983 | | pagina 723